1 Korintiers 15: 29
1 Korintiers 15: 29: “Wat denken zij die zich voor de doden laten dopen te bereiken? Als de doden toch niet worden opgewekt waarom zouden zij zich dan voor hen laten dopen?” Wat is er aan de hand? In Korinte zijn er binnen de gemeente sommigen die niet in de de opstanding geloven. Dat brengt Paulus tot een vurig betoog dat te lezen is in de verzen 12 – 28 van dit hoofdstuk. Christus is werkelijk uit de dood opgewekt. Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. Na dit betoog komt Paulus ook nog met een voorbeeld uit de praktijk. Weergegeven in vers 29, hierboven geplaatst. Het gaat dan over een zich laten dopen voor de doden. Of, in deze betekenis wordt gezegd: zich laten dopen boven de graven van gestorven gelovigen. Momenteel gaan meer de gedachten uit dat Paulus verband ziet met rituele wassingen die in de wet van Mozes staan als met een dode had aangeraakt. Een ritueel dat in de gemeente van Korinte niet onbekend was. Maar…hoe ook, het blijkt, zo lijkt het, dat Paulus met een zeer ingewikkeld bewijs is gekomen van een blijde boodschap voor kinderen van de Here bestemd: de opstanding uit het graf. Nu deze vraag. Moet het niet ánders gelezen worden? In zich laten dopen voor ( of boven) de doden heeft het voorzetsel “voor” de functie van “ten behoeve van” of de functie van een plaatsbepaling? Maar ligt het niet meer voor de hand dat “voor”te zien als een bepaling van tijd? Ik lees dan: Wat denken zij die voordat ze bij de doden horen zich nog laten dopen te bereiken. Als de doden toch niet worden opgewekt, waarom zouden zij zich dan , voor ze al zo gauw tot de doden behoren, nog laten dopen? Ik voel me in die visie door Paulus zelf gesteund op wat hij laat volgen, vs.30-32. Hij wijst daar naar zichzelf en laat weten dat hij er zich van bewust is dat hij zelf ook elke ogenblik kan sterven ( of anders gezegd, bij de doden zal behoren). Dat zit immers vast aan zijn leven als evangelieverkondiger. Hij noemt Efeze nog waar hij op leven en dood gevochten heeft. Een strijd, maar wel met de blijde verwachting van de opstanding in zijn achterhoofd. In Hand. 17 staat dat Paulus na intensief debat waarbij hij de Messias Jezus verkondigde veel Grieken en een groot aantal vrouwen uit hogere kringen tot geloof zag komen. Zouden er onder deze gedoopten niet hoog bejaarden kunnen geweest zijn. Of ernstig zieken die voelden dat hun sterven nabij was? Het lijkt me toe dat Paulus betoog , de opstanding der doden, te geloven, met het lezen van 1 Kor. 15: 29 op bovenstaande manier bekrachtigd is. Ter overweging aangereikt. J.W.v D.