De neerdaling van Christus in de hel
De neerdaling van Christus in de hel.
Onze Apostolische Geloofsbelijdenis zegt eerst: “Gestorven en begraven” en
daarna "neergedaald in de hel”. Is deze volgorde wel juist ? Wij weten toch uit antwoord 44 van de Heidelbergse Catechismus dat die neerdaling in de hel het gehele lijden van Christus weergeeft, maar vooral dat aan het kruis. Waarom dan niet de volgorde: Gekruisigd - neergedaald in de hel - begraven?
Aan deze kwestie zit meer vast dan we misschien denken. Op zichzelf is het al vreemd dat er staat "neergedaald". Immers Christus hing aan het kruis, toen Hij in helse eenzaamheid uitriep: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" (o.a. Mat. 27 : 46). Van een neerdaling is hier toch geen sprake!
De twaalf artikelen zijn al zeer oud van oorsprong. In de loop der tijden heb-
ben zij de vorm aangenomen zoals wij die nu bezitten. Zeer waarschijnlijk was de belijdenis van de neerdaling in de hel niet anders bedoeld dan als van een zaak volgend op Christus' begrafenis. Men beleed: Zo rustte zijn lichaam in het graf.
Denkt u maar aan Psalm 16 : 10. In de oude vertaling komt dit het beste uit
evenals in de oude berijming: "Gij zult mijn ziel niet in de hel vergeten, uw
heil’ge zal van geen verderving weten." In de nieuwe vertaling en berijming is dat (nu verouderde) woord hel door graf vervangen.
Dat andere woord hel, dat aangeeft de plaats die bestemd is voor Gods viianden is niet verouderd en_heeft zijn plaats in de nieuwe vertaling behouden.
In plaats van zich te houden aan de eenvoudige
belijdenis dat Christus' lichaam gedeeld heeft in de machteloosheid van de hel (lees graf), heeft men in de middeleeuwen in deze belijdenis een fabel binnengeschoven. De Here zou, zo zei de kerk van die dagen, na zijn sterven met zijn ziel, die van het lichaam losgescheurd was, de hel, die zich ergens in Gods heelal bevindt, bezocht hebben om daar zijn heerlijke overwinning op de zonde te demonstreren. Voor 'hel’ lezen ze dus niet meer graf, maar de plaats waar Satans verblijf is. Want daar in die 'gevangenis', zo zei men, wachtten de doden: ook Abraham, Jakob, David, Hanna... enz. Christus moest immers eerst hun zonden verzoend hebben, dan pas, zo vond de kerk, was er plaats voor hen in de hemel, Dit maakten ze tot geloofsinhoud van "neergedaald in de hel" . Het erge hiervan is, dat ze Christus' gaan door de hel daarin lieten opgaan! Ze wilden er niet van weten dat de Zoon werkelijk door God uitgestoten moest worden Dat was volgens hen tè erg.
Deze gefantaseerde hellevaart meenden ze uit de Bijbel te halen. Want, zeiden ze in 1 Petrus 3 : 19 staat: "...in welke Hij ook heengegaan is en gepreekt heeft aan de geesten in de gevangenis". Maar wat is daarvan de eigenlijke betekenis?
In vs. 18 staat: "..gedood naar het vlees, levend gemaakt door de Geest, door dewelke Hij ook heen gegaan is” Wat gewoon zeggen wil: met dat opgestane lichaam is Hij ten hemel gevaren. Die hemelvaart was een prediking ; eigenlijk staat er proclamatie! De aarde en de hemel kwamen van dat grote feit op de hoogte, maar ook de hel beefde bij het vernemen van dit grote heilsfeit.' Maar in de roomse kerk blijven ze, ondanks deze schriftuurlijke uitleg, vasthouden aan hun belijden van wat ik hierboven noemde.
Nu mocht de kerk in de 16e eeuw een reformatie beleven. Bovengenoemde dwaling moest de kerk uit! Om dat te bereiken hebben Ursinus en Olevianus gemeend de uitdrukking 'neergedaald in de hel (oorspronkelijk dus neergedaald in het graf) nu toch maar te moeten verbinden aan het verlaten zijn door God. En zo werd het:
"Daardoor mag ik er in mijn felste aanvechtingen zeker van zijn en er rijke
troost uit putten, dat mijn Here. Jezus Christus mij van de angst en pijn van de hel verlost heeft. Hij heeft deze verlossing bewerkt door zijn onuitsprekelijke angsten, smarten., verschrikking en helse kwelling, waarin Hij gedurende heel zijn lijden, maar vooral aan het kruis verzonken was" (HC Zond. 16 antw. 44).
De uitdrukking ‘neergedaald in de hel' zou inderdaad op de
genoemde plaats hebben moeten staan. En toch... het kan ook zo blijven. Immers heel het borgtochtelijk lijden van onze Heiland vond zijn voltooiing in het liggen in dat ontluisterde graf!
Nog twee opmerkingen:
a. Al hebben Abraham, Hanna… enz. slechts in ‘schaduwbeelden' de verlos-
sing horen aankondigen, zij hebben in de Messias geloofd . Bij hun sterven kwamen ze niet in een voorportaal om te wachten op Christus zoendood, maar de vrucht ervan is hun al bij voorbaat door genade toegerekend en zo mocht hun sterven reeds zijn een doortocht naar het eeuwige leven.