Het kan ‘verkeren’, zei Bredero, de Kerstboom
Het kan ‘verkeren’, zei Bredero
Onderstaand gedeelte uit nr. 77 is genomen uit het boekje ‘Ín Zijn Licht’ uitgegeven door de Bond van Verenigingen van Gereformeerde Vrouwen bij het 40 jarig bestaan ervan.
77. Een kerstboom in huis? Is het een goede zaak dat rond de Kerstdag het gedoe van kaarsen, bomen en groen zo toeneemt in onze gezinnen en dat dit ook ingang vindt bij de kerstfeest¬viering van veel vrouwenverenigingen? En dit alles ondanks de vele waarschu¬wingen, b. v. in de pers en op de kansel, om niet wereldgelijkvormig te handelen. Ds. Joh. de Wolf heeft eens in het CJB (6 jan. 1978) een artikel geschreven over Exodus 23 : 19b: “Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.” Vanwege de ruimte zal ik hieruit alleen doorgeven wat m.i. voor de hierboven gestelde vraag van toepassing kan zijn. Dit wil ik zo samenvatten. Men heeft dikwijls dit gebod uit Exodus vol begrip aanvaard. Zou het ook niet stuitend zijn en tegennatuurlijk om zo’n beestje te koken in de de moedermelk waarvan hij juist groeien moest? Er zit echter een veel veel diepere zin in, aldus de schrijver. Wat is het geval? De Kanaänieten probeerden de vruchtbaarheid van het land op allerlei bijgelovi¬ge manieren te beïnvloeden. Eén van die manieren zou zijn geweest een geite¬bokje te koken in de moedermelk om daarna dit vocht te sprenkelen over bomen, landerijen en ander gewas. Is melk niet te verbinden met leven; gedijt het jong er niet van? Zou dit levenverwekkende vocht niet de goden brengen tot het ge-ven van meer vrucht? Om dit heidens ongeloof tegen te gaan bij zijn volk, ver¬biedt God dat een bokje gekookt wordt in de melk van zijn moeder. Op deze wijze moest het loofhuttenfeest, bij uitstek het feest van de oogst, van heidense invloeden gevrijwaard blijven. Tot zover onze samenvatting uit genoemd arti¬kel. Men zal dus een feest voor de Here niet op heidense wijze vieren. Zou dit nu ook niet van toepassing kunnen zijn op onze kerstfeestvieringen? Wordt de Here geen verdriet gedaan, als kinderen van Hem aan het feest van de herden¬king van de geboorte van zijn Zoon heidense gebruiken vastkoppelen? Allen on¬der ons die het kerstgebeuren niet meer willen vieren zonder die langzamerhand ook onder ons meer ingeburgerde sfeerbrengende artikelen, zeggen, en wij gelo¬ven hen op hun woord: “Dat groen, die kerstboom, dat kaarslicht is alleen maar voor de gezelligheid, vooral om de kinderen, maar het doet niets af van onze schriftuurlijke feestviering.” Wie wandelt er niet graag ’s avonds een straatje om? Bij de mensen naar binnen kijken hoort niet. Maar omdat de overgordijnen zelden meer s’ avonds het binnenleven aan je oog onttrekken, geef ik het u te doen de blik recht vooruit te houden. Nu is er tussen gluren en een vluchtig ‘wa¬ren’ van bescheiden blikken, om van de verscheidenheid der interieurs te genie¬ten, wel verschil! Maakt men zijn avondwandeling zo tegen Kerst, dan is er uitbundig veel aan moois te zien. Die kerstbomen, ze kunnen zo schitterend zijn, vooral wanneer felle kleuren vermeden werden! Zou één kind ook maar beweren zoiets niet mooi te vinden? Laten wij ons nu eens bepalen bij dié mensen, en hun getal wordt steeds groter, die zich door God en zijn Woord niet meer laten gezeggen. De blijdschap van het kerstgebeuren is uit hun leven verdwenen. Een zeker heimwee naar wat religiositeit blijft zich zo tegen midden december van hen meester maken. Zonder dat ze het erkennen willen, missen ze de eigenlijke feestdrang die Gods kinderen mogen bezitten. Het feest van de rijkdom van Openbaring 22. De rijkdom van de boom des levens, die twaalf keer vruchten draagt, iedere maand zijn vrucht gevende! Dit is de boom, die door Christus’ werk mocht komen in de plaats van de boom des levens uit Genesis, die ons vanwege onze zonden geen vrucht meer mocht geven. Voorbijgaand nu aan déze boom heeft men een eigen feest ge¬creëerd, een surrogaat gevonden in de heidense kerstboom, die nog enige gods¬dienstigheid te voorschijn moet halen. Gaan wij dan niet denken aan Amos 5 : 21: “Ik haat, Ik veracht uw feesten”. En als kerstplaten dan ook nog hun “Stille Nacht” enz. laten horen, dan wordt vers 23 van toepassing: “Doe van Mij weg het getier van uw liederen; het getokkel van uw harpen wil ik niet horen” . Wat dringt nu steeds meer onze kringen binnen? Omkering van zaken! In plaats dat wij de mensen van de wereld op ons jaloers laten zijn, pikken wij liever wat graantjes van hen mee, en de kerstboom doet zijn intrede. Vindt men dat wat te vèr gaan, dan plukt men er wat groen af en neemt tegelijk wat kaarsjes mee en versiert daarmee de kamer. In plaats van het getuigend karakter dat van onze vensters naar de voorbijgangers uit moest gaan, is van het gij-geheel-anders maar weinig te ontdekken. Hebben wij daarvoor niet over het ‘offer’ van het wegdoen van die gezelligheid brengende kerstartikelen? Belangrijker is dat Gods eer er mee gemoeid is! Zonder over het hart van broeders en zusters te oordelen halen wij opnieuw naar voren: gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder. Of: wij zullen onze bijbelse feesten niet met heidense gebrui¬ken vermengen. Juist ook terwille van onze kinderen. Het begin van het boek Richteren leert ons, dat als ouders beginnen bepaalde dingen wat minder goed te doen, de kinderen in dat spoor vèrder gaan (uitzonderingen daargelaten). U kunt dat lezen in Richteren 2 : 7-12: ” ... nadat ook dat gehele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, kwam na hen een ander geslacht op, dat de HERE niet kende, noch het werk dat Hij voor Israël gedaan had”. In dit verband waag ik het te zeggen, al zullen velen mij bestrijden: ook geen kerstgedoe als verstande¬lijk gehandicapten aanwezig zijn. Geen geestelijke discriminatie! Het komt mij zelfs voor, dat van hun verstandelijke vermogens meer inspanning gevraagd wordt als wij, bij de kèrn van het feest aangekomen, hun de lichtjes weer uit het hoofd moeten praten! Ook geen licht-romantiek als wij kerstvieringen orga¬niseren om te evangeliseren. Laten de kinderen van de clubjes, als ze de ‘feest¬zaal’ binnenkomen, maar vragen: “Juf, waarom hebt u hier geen kaarsen?” Het lijkt me zelfs een prachtig aanknopingspunt hen en de ouders te wijzen op dat geheel énige wat de feestvreugde bepaalt. Moeten we nu nog wat zeggen over de vieringen die plaatsvinden op sommige geref. scholen, of over die van de be¬jaarden en de geref. studieverenigingen? Die verenigingen zou ik willen aanra¬den: houd ze helemaal niet, werk normaal het rooster af; men komt in één seizoen toch al zo’n tijd te kort. De vleeswording van het Woord komt vanzelf wel aan de orde, is het niet bij de behandeling van b. v. een evangelie dan toch wel als art. 18 van de Ned. Geloofsbelijdenis aan de beurt komt. Op zo’n inlei¬ding kan tenminste een gedegen bespreking volgen, die dikwijls op een kersta¬vond, vanwege het ‘bijzondere’ er van, achterwege blijft. Overigens kun je van al die kerstfeestvieringen al zo ‘verzadigd’ zijn dat, wanneer de gemeente aan de eigenlijke viering toekomt, de ware ‘eetlust’ ontbreekt. Ruim 30 jaar geleden was er in onze kerken bij een zeker deel een tendens naar afschaffing van o.a. het Kerstfeest van 25 en 26 dec. Ik vond dat destijds maar raar! Echter nu begin ik er iets van te begrijpen, mede om alles wat wij boven aan de orde stelden. Is onze blijdschap in die bepaalde kerkdienst waar Zondag 14 bediend wordt, waar gevraagd wordt: “Wat belijdt u met de woorden: die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria?” , even groot? Zingen wij als gezin, thuis bij het orgel of de fluit, nog vol van de preek, spon¬taan enkele kerstliederen? Wie zingt er nu Ere-zij-God in augustus? Weet u, dat de Bijbel geen vieren van het Kerstfeest kent op de wijze, zoals wij het doen? Het is niet eens precies bekend wannéér de Here Jezus geboren is. Hoe komen wij dan aan die datum? Als ik goed ingelicht ben, dan is het zo. Tijdens Diocleti¬anus was 25 december een nationale feestdag ter ere van de zon, die als god ver¬eerd werd. Na 21 december zou de zon de donkere tijden weer gaan overwinnen. Na Diocletianus kwam Constantijn, die in 336 tot geloof kwam. Wat moest hij nu beginnen met die nationale vrije dag? Hij vond deze oplossing: hij liet de feestdag bestaan, maar voorzag hem van een andere inhoud. Niet de zon moest vereerd, maar de geboorte van de Zon der gerechtigheid, de Here Je¬zus, zou gevierd worden. Artikel 68 van onze kerkorde zegt: “De kerkenraad zal op de Kerstdag, de Goede Vrijdag, de Paasdag, de Hemelvaartsdag en de Pinksterdag de gemeente samenroepen tot de openbare erediensten, waarin de heilsfeiten die de gemeente op deze dagen bijzonder herdenkt, worden verkon¬digd.” Daar zullen wij rijk mee zijn, maar ze ook recht gebruiken. Dan zullen we ook opmerken de ‘voortschrijding’ in die feesten en elk hun plaats toeken¬nen. Wie zal de heerlijkheid van het kerstgebeuren niet vol verwondering erkennen onder ons. Maar met Pasen is de Here verder gekomen – elke zondag mag daarvan het stempel dragen -, terwijl Pinksterfeest de kroon mag spannen: dit is de dag, de roem der dagen! Voor wij gaan besluiten, zouden wij nog even op iets anders willen wijzen. In wereldse kringen worden de kerstdagen bij uitstek gebruikt voor het geven van diners; etalages en patronenbladen weten maar al te goed dat naar gala-kleding vraag zal zijn! Nu past bij een kerkelijk feest ook een genieten van het goede dat de aardbodem oplevert; wij wéten van een zondagsmaal! David trakteerde ook op een broodkoek, een stuk vlees en een druivenkoek, toen de ark naar Jeru¬zalem overgebracht werd, maar het feest om de “ark bleef hoofdzaak. Het feest om Christus’ geboorte zal zeker in gedrang, ja op de achtergrond komen, als bij ons zulke eetfestijnen ingang zouden vinden. Van een diner genieten – heer¬lijk! Je daarbij feestelijk kleden – een genot! Laten wij dat echter verbinden aan die andere gelegenheden die God ons in zijn gunst wil schenken. Laten al onze huizen gezellig zijn en de verjaardagsfeestjes van de kinderen hun onvergetelijk worden! Aan bloemen en slingers geen gebrek en voor elk jaar een kaarsje. Wij gaan besluiten in de hoop dat dit Hoekje ons de lust en de moed geeft het feest van Christus’ geboorte te vieren of te blijven vieren ontdaan van alle hei¬dense smet, tot eer van Hem en tot zegen van de naaste.
Nederlands Dagblad 8-12-2009 Haagse Hogeschool weert kerstboom De Haagse Hogeschool vindt een kerstboom te zeer verbon¬den met een christelijk feest. Om het internationale karakter en de diversiteit binnen de school te benadrukken, is de boom geweerd. In het atrium van de school hangen nu alleen slingers met lampjes.
door onze redacteur Hans Hopman DEN HAAG – Gisteren, op de eer¬ste schooldag na Sinterklaas, keken sommige studenten van de Haagse Hogeschool (HHS) bij binnenkomst hun ogen uit. Waar was de traditionele kerstboom in de hoge, centrale ontmoetings¬ruimte? In plaats daarvan sieren
De geschiedenis als lesgever J.W.v.D.