Tussen dood en opstanding van Christus

a. Behoort de periode van de drie dagen die de Here Jezus in het graf door- bracht, tot zijn vernedering of is het een begin van zijn verheerlijking? b. Wat wordt bedoeld met Handelingen 13 : 35: “Gij zult uw Heilige geen ont- binding doen zien ”?

a. Velen onder ons hebben bij het lezen van deze vraag misschien gedacht: daar heb ik nu nog nooit bij stilgestaan. Als de Heiland aan het kruis uitroept: “Het is volbracht”, dan heeft Hij in onze plaats toch genoeg geleden en kan de vraag opkomen: waarom moest Hij dan nog begraven worden? Zelfs zou men er aan vooraf kunnen laten gaan: waarom moest Hij nog sterven? Vraag 41 van de catechismus zegt: “Waarom is Christus begraven?” Antwoord: “Om daardoor aan te tonen dat Hij echt gestorven was.” Slechts één Zin, maar rijk van inhoud! Toen Adam in zonde viel, werd de straf daarop: de eeuwige dood; de verdoemenis . Dat is ook onze straf. Maar door Gods barmhar- tigheid vond zijn gerechtigheid in de Christus een uitweg. In de volheid des tijds komt Gods Zoon op aarde en torst voor ons de eeuwige toorn van God. Maar er is meer: Hij draagt ook de vloek van de gevolgen der zonde, dus ook de vemedering van onze begrafenis , zodat onze dood mag wor- den een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Voor ons wilde Hij na Golgota sterven en begraven worden. Hij lag daarom zó lang in het graf, tot publiek bewezen werd dat Hij echt gestorven was. Nu was dat ontegenzeggelijk een vernedering. Maar van die vernedering leed Hij niet meer; Hij had er wel van geleden! Maar dat was tijdens zijn leven. Elke keer als Hij met het sterven geconfronteerd werd, smartte het Hem en wist Hij tegelijk dat ook Hij eenmaal, al wilde Hij het zelf, in het vreselijke graf terecht zou komen. Zo is dat immers ook met ons als wij een begrafenis meemaken? De gestorvene is dan onbewust van de groeve waarin hij ligt, maar wij die er om heen staan. worden er intens bij bepaald dat wij (als de Heiland bij ons leven tenminste niet weerkomt) ook eenmaal in zo’n afgrijselijk graf komen te liggen. Afgrijse- lijk? Wacht even. . . Paulus helpt ons er nu bovenuit: gezaaid in oneer, opgewekt in heerlijkheid ( l Kor. 15 : 43). Nee, Christus’ lijden is in het graf voorbij. Was Hij ook al niet bij de rijken in zijn dood? b. Maar er is meer! ln Hand. l3 : 35 en ook op andere plaatsen staat: “Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien.” Om in onze plaats te kunnen lijden moest Jezus mens èn God zijn. Dat veranderde ook in het graf niet. Zegt art. 19 van de Ned. Geloofsbelijdenis niet dit: ”...maar toch bleef de goddelijke na- tuur steeds met de menselijke verenigd, zelfs toen Hij in het graf lag”. Dáárom is Hij in zijn graf, toen het lijden voorbij was. voor vertering bewaard gebleven. Zo mogen wij zeggen dat zijn verheerlijking dáár begon en in opgaande lijn voortging naar zijn heerlijke opstanding. Intussen werd voor ons in uitzicht gesteld, dat eens ons sterfelijk lichaam onsterfelijkheid zal aangedaan worden. Zo was zijn liggen in het graf, hoewel een vernedering. inderdaad een begin van zijn verheerlijking.