NBV - vertaalkeuzen die vragen oproepen
De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is op 27 oktober 2004 gepresenteerd. Al dadelijk kwamen honderden reacties binnen. Kleine fouten werden direct aangepast bij de herdruk. Grotere zaken moesten worden bestudeerd door taalgeleerden en deskundigen op ander gebied. Het werk is nog niet af, zo is gezegd. Maar eens zal de uiteindelijke vaststelling er komen. Tot die tijd staat men open voor zaken die aan de orde gesteld worden.
Niet alleen deskundigen, ook gewone Bijbellezers stuiten soms op teksten die vraagtekens oproepen. Omdat ik dagelijks de nieuwe Nieuwe Bijbelvertaling lees, kwam het notitieblaadje achterin mijn bijbel, steeds voller met aantekeningen. Om mee te kunnen denken, wil ik ze doorgeven. Ook als ik het verkeerd zie. Bij alle kanttekeningen, moet ook opgemerkt worden dat ik de Nieuwe Bijbelvertaling met haar prachtige en verhelderende taal heel graag gebruik, voorlopig naast de Nederlandse Bijbelvertaling van 1951 (en andere).
JWvD
- Genesis 1:2. ,,De aarde was nog woest en doods.’’ Past dat woord doods wel hier vóór de zondeval?
- Genesis 3:1. De NBG 1951 zegt: ,,IK zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en u zult het de hiel vermorzelen.’’ Het woord zaad is tegelijk meervoudig en enkelvoudig. Satan komt te horen van de komende strijd tussen zijn volgelingen en de gelovigen. Maar achter deze vijandschap ligt tegelijk de vijandschap tussen de Saten en de komende Christus (immers eveneens het zaad van Eva), dus enkelvoud. De NBV kiest met ‘nageslacht’ ook een woord dat enkel- en meervoudig is. Maar als ze met het meervoudig zij verder gaat, dan lijkt volgens mij, de heerlijke belofte uit die tekst wegvertaald. (Misschien vergis ik mij.)
- Genesis 6:4. Het vreemde van Genesis 6:4, waar staat dat zonengoden met dochters van de mensen gemeenschap hadden, is al vaker aangevoerd. Maar Judas 7 dat daaraan gerelateerd is, wordt wel heel verwarrend. Daar gaat het over Sodom en Gomorra. Net als die engelen uit Gen. 6 pleegden ze daar ontucht en liepen achter wezens aan, anders dan zijzelf. Homopartners zijn toch geen andere wezens? In de serie ‘Commentaar op het Nieuwe Testament’ lees ik in de bespreking van het boek Judas een verklaring die er ook van uit gaat dat engelen zich met vrouwen hebben ingelaten.
- Genesis 12:3b (Gen. 18:18b). ,,Met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.’’ De nieuwe vertaling heeft: ,,Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’‘ Uit Gen. 18:18b (Nederlandse Bijbelvertaling, NBG 1951)leren we dat Abraham groot en machtig zal worden (ook eigen grondgebied). Maar wat de zegen voor alle volken is komt er toch op neer dat ook voor hen uit het geslacht van Abraham de Beloofde, de Messias geboren zal worden. Als de NBV nu zegt dat alle volken gaan wensen net zo gezegend te worden als Abraham, dan moeten ze dat hebben van hun ZIEN, want zij hebben niet gehóórd wat de HERE tegen Abraham gezegd heeft. En wat zien dan die volken: dat Abraham uitgegroeid is tot een groot en machtig volk. Volgens de NBV wensen nu die volken die áárdse zaken die Abraham ook wel ontving (maar eerder als bijzaak dan als hoofdzaak). Het heil voor de volken vind je dan ook niet in deze vertaling terug ten aanzien van de teksten hierboven genoemd.
- In Exodus 34:28 Nu de NBV-vertalers het gebruik van hoofdletters willen beperken, moeten ze wel waken voor misverstanden. Een voorbeeld. In Exodus 34:28 staat dit: ,,Veertig dagen en veertig nachten bleef Mozes daar bij de Heer, zonder te eten en te drinken.’’ Als daar dan direct op volgt: ,,en hij schreef de tekst van het verbond, de tien geboden, op de platen’’, dan ziet toch elke neutrale lezer hier Mozes aan het schrijven?
- Exodus 19:5/Exodus 34:7 – De Tien Geboden in de NBV.
Enkele zaken vooraf: 1. Ezechiël 18:20a . Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn vader en een vader hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn zoon. 2. Ongeloof is zonde, geloof is een gave van de Heilige Geest. 3. Het wat verouderd woord bezoeken (NBG 1951) betekent: bejegenen of treffen met moeiten of kwalen. Zo kun je met griep of rampen bezocht worden.
De decaloog zijn Gods woorden. ,,Als je die ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn (Exodus 19:5).’’ Dat de wet alles met dat verbond te maken heeft, komt wel het meest naar voren in het tweede gebod. Het gaat om het verbond dat de geslachten door bewaard moet blijven. Daar bij de Sinaï is het gebeurd! Mozes, als tussenpersoon heeft gezorgd dat het volk heilig en rein op eerbiedige afstand het spreken van de HERE heeft mogen vernemen. Toen sprak God deze woorden. En daarbij ook dat tweede gebod. God duldt het niet dat zijn volk naast Hem godenbeelden maakt om die te vereren. De ouders, daar onder aan de berg kunnen in tweeën uiteen gaan: zij die de HERE trouw blijven dienen en zij die er een loopje mee gaan nemen. De laatste zijn in dit gebod het eerst aan de beurt. Als de ouders slordig met de dienst van de HERE omgaan. Bijvoorbeeld steeds minder trouw naar de kerk gaan, vul zelf verder maar in, dan gaat het met de kinderen op den duur verkeerd. In het vierde geslacht al is er van het geloof niets meer over. Dat is de straf voor de ouders die zo hun kinderen voorgaan. Om het met de vertaling NBG 1951 te zeggen: door de ongerechtigheid van de ouders worden de kinderen bezocht, getroffen met ongeloof. Nu zegt de NBG: ,,Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten.’’ Dit is in strijd met Ezechiël 18:20. Maar hoewel de kinderen er de dupe van worden, blijft het gaan om de ouders. Zij zullen Gods dreiging ter harte moeten nemen anders worden zij gestraft met het verloren gaan van hun nageslacht. Om echter de Nieuwe Bijbelvertaling van het tweede gebod te kunnen vasthouden, wordt dat gebod geweld aangedaan en wordt ’s zondags de wet zo gelezen dat de schuld van de ontrouwe ouders overgaat op die kinderen. Dan wordt het: ,,wanneer ze me haten, die kinderen dus, zullen ze daarvoor boeten’’.
Het lijkt dan, dat wat er op volgt, ook de kinderen aangaat namelijk: ,,maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.’’ Maar het ging toen om de ouders! Nu zijn zij aan de beurt, die de HERE wel trouw blijvend dienen en als vanzelf hun kinderen de goede weg blijven wijzen. Aan zulke ouders bewijst God zijn liefde de geslachten door. Of zo gezegd: tot in het duizendste geslacht. Je zou je kunnen afvragen waarom wordt hier nu niet wat bij gezegd over het geloven van die kinderen die deel uitmaken van het nageslacht van die trouw gebleven ouders. Volgens mij, omdat geloven geen verdienste is, maar een gave van de Heilige Geest. De toegezegde barmhartigheid omsluit de geloofsgaven volledig.
Tot besluit het volgende. Natuurlijk is het waar dat de ongelovige kinderen uit het geslacht van die ontrouwe ouders, als ze niet tot bekering komen, zelf verantwoordelijk gesteld worden voor de zonde van hun ongeloof. Maar in het tweede gebod hoorde het volk van Gods verbond: kiest wie u dienen zult.
Het lijkt mij toe dat wat ik hierboven neerschreef, bevestigd wordt door het volgende. Na de treurige gebeurtenis van het gouden kalf wil de HERE door genade opnieuw met zijn volk verder. Hij zegt dat onder andere door de kern van het tweede gebod te herhalen in de vorm van Exodus 34:7. NBG 1951, beginnend bij het tweede deel: ,,Hij die de goedertierenheid bestendigt aan duizenden die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft’’. En dan het eerste deel van dit tweede gebod: ,,maar de schuldige houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan de kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht. Zij worden er ‘de dupe’ van , terwijl er over hen verder niets meer gezegd wordt. In strijd met Ezechiël 18:20 zegt de NBV opnieuw: ,,en voor de schuld van de ouders laat iK de kinderen en kleinkinderen boeten’’.
Misschien zou de vertaling equivalent kunnen zijn aan: ‘Door de schuld van de ouders, wanneer ze Mij haten, wordt het nageslacht getroffen’ of: ‘De gevolgen van de schuld van de ouders zullen de kinderen dragen’. En dan verder; al in het derde en vierde geslacht wordt dat openbaar. Maar als de ouders Mij liefhebben, bewijs Ik hun Mijn liefde de geslachten door.’‘
Een andere zou kunnen zijn: – Leviticus 27:29 volgens de NBV: ,,Wanneer een mens eenmaal onvoorwaardelijk aan de HEER is gewijd, kan hij niet worden vrijgekocht; hij moet ter dood gebracht worden.’’ Je zou je geloof vaarwel zeggen!!
- Deuteronomium 10:4,5. ,,En de HEER heeft er hetzelfde opgeschreven als de eerste keer…. Hij overhandigde mij de platen, waarna ik terugging, de berg af. Ik heb ze in de ark gelegd, die ik in opdracht van de HEER gemaakt had, en daar liggen ze nog.’’ Het gaat om het zinnetje: daar liggen ze nog. In Deuteronomium houdt Mozes als het ware zijn afscheidspreek. Hij gaat gauw sterven. In alles wat hij het volk nog op het hart wil drukken, horen ze ook nog eens het verhaal van de twee nieuwe stenen tafelen. Mozes vertelt dat hij, voor hij opnieuw de berg opging, een kist moest maken waarin straks de door God beschreven platen voorlopig bewaard moesten worden, totdat de tabernakel met de gouden ark klaar zou zijn. In de oude vertaling lees je: ,,En ik legde de tafelen in die ark, die ik gemaakt had en zij bleven daar.’’ In gedachte vullen we aan: voorlopig, tot de gouden ark klaar was. Maar als de Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt: ‘daar liggen ze nog’, dan staat Mozes daar onwaarheid te spreken. Die tafels lagen op dat tijdstip al zo’n 38 jaar in de gouden ark die Besaleël had gemaakt.
- Nog iets vreemds over die stenen platen. De tien geboden zijn ons ook bekend als de Getuigenis. We lezen immers ook over de ark der Getuigenis? Voor de NBV-vertalers heeft dat woord Getuigenis alleen te maken met spreken over iets. Zie zelf maar als in Exodus 16:34 staat: Aäron legde de kruik neer naast de verbondstekst. Zo ook in 30:36. Daar moet fijngewreven meel gelegd worden in de ontmoetingstent voor de verbondstekst.
- Het reukofferaltaar in de tabernakel: vanaf de lagere school weten we al dat die met de kandelaar en de tafel der toonbroden in het Heilige stond. De gouden ark erachter in het Heilige der Heiligen. Nu geeft Hebreeën 9 een terugblik naar het heiligdom op aarde. Heel de inrichting passeert de revue. Van het reukofferaltaar wordt gezegd dat het met de gouden ark een plaats heeft in het Allerheiligste. Dat lijkt dus niet te kloppen. Uitleggers zeggen daarom dat dit op deze manier gezegd wordt om aan te geven dat dit altaar niet los te denken is van de ark. Daarom ook had Mozes dat altaar al moeten plaatsen voor het voorhangsel, precies voor de ark die daarachter een plaats had. Terwijl op de Grote Verzoendag op dat gouden altaar reukwerk gebracht moest worden en kon de ‘wolk’ daarvan het voorhangsel passeren en het verzoendeksel bedekken. Dát moet de briefschrijver van de Hebreeën voor ogen hebben gehad. Hoewel er weinig verschil is heeft de oude Statenbijbel: “hebbende een gouden reukofferaltaar” (in de taal van nu: er was een gouden altaar). In de grondtaal zal wel meer dan één keuzemogelijkheid zijn. Maar als de NBV in vs. 4 zegt: “daar staan het vergulde reukofferaltaar en de ark”, dan klopt dat niet met de werkelijkheid en kan gezegd worden dat de Bijbel zichzelf tegenspreekt.
- 1 Samuël 16:12 De NBV zegt in 1 Samuel 16:12 dat David rossig haar had. Maar kan dat wel? Er zijn toch geen rossige (rode) geiten? Davids vrouw Michal die hem beschermde, omdat Saul hem wilde laten doden, deed het voorkomen of David ziek te bed lag. Ze legde het beeld van de huisgod onder de dekens en om de kop ervan vlocht ze geitenhaar. Dat rossig (de Statenvertaling zegt dat hij roodachtig was) moet wel slaan op z’n frisse rode buitenkleur; hij was herder.
- Matteüs 19: 12,13. Vraag: Geeft de grondtekst ook de mogelijkheid tot deze vertaling: ‘ongeschikt voor lichamelijke eenwording’, in plaats van: ‘onvruchtbaar zijn’? Zou het bij de laatste vertaling niet in strijd komen met het gegeven dat er opnieuw of voor de eerste keer, huwelijken gesloten worden na het vijftigste levensjaar?
- Romeinen 13:14 ,,Geef niet toe aan uw eigen wil die begeerten in u opwekt.’’ De vermaning bij anderen verkeerde begeerten op te wekken is nu veranderd in de waarschuwing zelf niet toe te geven aan het opwekken van begeerten. Ook zijn bij deze vertaling die begeerten meer algemener van aard geworden (het tiende gebod) en hebben zo niet alleen meer betrekking op de lichamelijke verlangens. Wijst de grondtekst dat uit, dan zij het zo. Maar dan zo bevreemdt het wel dat meer vertalingen vasthouden aan die lichamelijke verlangens. Zie NBG 1951: ,,Wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.’’ Korte Verklaring: ,,...en hebt geen voorzorg voor het vlees zo dat het tot begeerlijkheden leidt’’. Statenvertaling: ,,...en verzorgt het vleesch niet tot begeerlijkheden’’. The New English Bible: ,,Give no more thought to satisfying the bodlily appetites’’.
- Hebreeën 11:11 lijkt me toch wel echt vréémd vertaald. Daar staat: ,,door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven….de kracht om een kind te verwekken en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan.’‘