Volk van Gods keuze – over uitverkiezing, Israël en de kerk.
Hoofdstuk 1 - Kiezen
De Here gebruikt in de Bijbel menselijke taal: Hebreeuws, Aramees en Grieks. Zijn openbaring moest zo duidelijk mogelijk zijn. De eerste lezers werden in de taal van hun dagelijks leven aangesproken.
Zo werd God in zijn Woord voor de Hebreeuwssprekende Israëliet een Hebreeuws schrijvende Vader. Werd later het Aramees hun taal dan hoorde het volk in die taal hun Vriend spreken. En was in die tijd van de apostelen het Grieks de voertaal van Jood en heiden, dan openbaarde God zich in deze taal als de schrijvende Bekende. Zo heeft God – eeuwen geleden – zijn Woord laten neerschrijven van hart tot hart. En dat blijft van kracht in een verantwoorde vertaling die wij nodig hebben voor dagelijks gebruik. Zo mogen wij in verstaanbare taal Gods grote daden kennen.
Wanneer bijvoorbeeld een man een vrouw kiest, dan wordt daarvoor hetzelfde woord gebruikt als wanneer de Here Israël kiest. Al betekent dit niet dat er geen verschil zou zijn tussen Gods keuze en die van een mens. Het houdt wel in dat de Here zelf een overeenkomst tussen die twee laat zien. Intussen blijft, bij alle overeenkomst, de Here uniek in zijn verkiezing van Israël. Want als mensen kiezen gaan ze zaken tegen elkaar afwegen. Dan pas komen ze tot de slotsom: niet dit moet het zijn maar dat andere heb ik nodig voor mijn doel. De keuze wordt bijna altijd mede bepaald door positieve eigenschappen die men ontdekt.
Maar… Hoe kiest God?
Zijn kiezen, uitkiezen en verkiezen wordt door zijn zelfopenbaring aan het licht gebracht.
,,U heeft de Here, uw God, verkoren’’ (Deut. 7:6 e.v.).
Er zijn Bijbelcritici die niet willen weten van de verkiezing van speciaal Israël als voorkeur van de Here. Zouden de schrijvers van de Bijbel, zo wordt gesteld, zich niet hebben laten beïnvloeden door verhalen van de volken rondom Kanaän?
Uit vroeger tijden is bijvoorbeeld bekend dat Cyrus de bijbelse Kores in een plechtstatige ceremonie de handen greep van Mardoeks godsbeeld en zo de schijn creëerde dat deze handeling van Mardoek uit ging.
Duidelijk dus, god Mardoek stelt Kores over Perzië aan als koning. Ligt het dan niet voor de hand dat even als Kores zijn god Mardoek voor zijn karretje spande, Israël de Here voor zich annexeerde?
Vandaar dat getornd wordt aan wat voor ons geloofzekerheid is: het is de Here die zijn volk Israël voor zich heeft afgezonderd.
Juist dan dringt de vraag zich aan ons op, wat wij uit de Bijbel van deze Kores weten. Het staat in Jes. 45:1-8. We schrijven er dit van op: ,,Ik gordde u, hoewel u Mij niet kende’’.
Nee, Kores kende God niet, maar het was de Here, die Kores’ rechterhand heeft gevat om volken voor Hem neer te werpen; God, die hem bij zijn naam riep.
Zo, ter wille van mijn knecht Jakob en van Israël, mijn uitverkorene riep Ik u bij uw naam, gaf u een erenaam, hoewel u Mij niet kende.
Israël, dat in Kores´ogen maar een pion was op het schaakbord van zijn wereldpolitiek, lag in het brandpunt van Gods Liefde en Gods zorg.
Kores was het, die aan de Joden niet alleen de vrijheid, na de ballingschap, gaf om naar hun land terug te keren, maar hij gaf ook bevel de tempel te herbouwen (2 Kron. 36:23, Ezra 1:2, 5:13, 6:3)
We zien hier een groot verschil tussen verkiezing bij heidenvolken en bij Israël. Bij de heidenen was het de godheid die de koning koos, en het volk was er ten dienste van de koning. De god was de god van de dynastie. En daarom stond de koning ook zo hoog boven het volk. Maar bij Israël is het heel anders. God in de hemel heeft een volk op aarde. En de koning mag nog zoveel macht hebben, hij blijft volksgenoot, ´broeder´. Juist ten opzichte van de heidenvolken komt de glans van Gods werk zo mooi naar voren. Heel Israël ontving de adel van de verkiezing. Heel het volk mag zijn ´gemeente des Heren´. Dit volk mag de naam dragen van: eerstgeboren zoon van God (verg. Jer. 31:9).
Al wat God doet is enig, buiten model. Het zal dan nu gaan over het kiezen, als werk van God, waarbij de weg open staat om bij Deuteronomium uit te komen. Dit is het eerste Bijbelboek waarin uitdrukkelijk over Israëls verkiezing gesproken wordt. Dan is Deut. 7: 7 vv. wel een heel belangrijke plaats om meer inlichtingen te ontvangen. Daar worden het karakter, de motieven, de opzet en het doel van de verkiezing van Israël belicht. Heel Deuteronomium biedt herinnering aan het verleden, aan de bevrijding uit Egypte en aan de tocht door de woestijn. Gods grote daden en geboden worden aan de jonge generatie, die Kanaän gaat betreden voor ogen gesteld. Niet alleen Gods daden van uittreding maar ook die van strenge bestraffing. Want de jonge kerk moet gewaarschuwd zijn voor wat haar te wachten staat, wanneer ze in het nieuwe land de levende God zouden tergen door ongehoorzaamheid. Daarom wordt de wet, die op Horeb gegeven werd en in Exodus beschreven, hier in dit Bijbelboek herhaald en voor de toekomst van kracht verklaard (Deut. 5). Het is zaak om de Here te vrezen en naar zijn geboden te leven. Want als die niet in praktijk gebracht worden, komt het leven van Israël aan een zijden draad te hangen. Daarom moet wat Mozes nu gebiedt, doorgegeven worden aan de jeugd, opdat de opeenvolging van geslachten in het leven van kerk en volk niet een ramp zal worden. De kinderen van heden zijn immers het volk van straks. Hoofdstuk 6 is een preek vol ernstige aandrang God te blijven dienen. Want dan alleen zal het Israël goed gaan en is er behoud. En het zal tot gerechtigheid zijn wanneer heel het gebod nauwkeurig onderhouden wordt voor het aangezicht van de HERE!
Verder gaat hoofdstuk 7 waarschuwen voor het verderf dat voorvloeit uit eventuele huwelijken met de oude bewoners van Kanaän. Niet alleen van binnen ook van buiten dreigt gevaar. Kanaän is geen leegstaand huis. De HERE zal de stammen die zich in Kanaän gevestigd hebben, van hun woonplaatsen losmaken en verdrijven. Zij zullen aan Israël overgeleverd worden. Maar Israël moet zich dan ook een goed instrument betonen van Gods toorn over de Amorieten (Gen.16:5). Deze toorn heeft nu zijn eindpunt bereikt. Israël moet de zeven volken van Kanaän met de ban slaan, dat wil zeggen prijsgeven aan de algehele vernietiging. Men mag geen vriendschap sluiten want Gods toorn mag niet beteugeld worden. De hele apparatuur van de afgodische eredienst zoals Israël die in Kanaän zal aantreffen, moet opgeruimd worden.
Israël komt ook te weten, waarom het deze opdrachten van de HERE moet uitvoeren. Het wordt duidelijk uit de woorden van vs. 6: Israël is uitverkoren tot Gods bijzonder eigendom. Intussen volgt uit de bewoordingen van vs. 6 onmiddellijk, dat we hier alle gedachte moeten verwerpen van een heiligheid, die uit eigen innerlijk leven zou opkomen. U bent een volk, dat de HERE, uw God heilig is. Heiligheid is een gevolg van een betrekking met God, een met God verbonden zijn. Zo zijn ze onttrokken aan de zonde en gesteld tot een positief dienen van de HERE.
Heiligheid komt in de eerste plaats aan God toe. Hij is de gans Andere, onbereikbaar en goddelijk. Maar juist in die verheven majesteit laat Hij dikwijls zijn tegenwoordigheid voelen.
Hoewel Jesaja voor het eerst aan deze heiligheid volle bekendheid geeft, werd deze ontzagwekkende grootheid van God al eerder duidelijk. Zij werd toch aan Israël al voor ogen gesteld in vroegere eeuwen. Schitterde Gods grootheid en majesteit niet in de uitleiding uit Egypte, en bij de wetgeving op Sinaï?
We lezen dan ook meerdere malen in Leviticus over Gods heilige naam
Gods verheven majesteit en brandende afkeer van de zonde gaan met Gods heiligheid samen. Deze God heeft zich met Israël verbonden. Daarom is Israël Gods heilig volk. Israël is dit niet vanwege het houden van zijn geboden. God legt de basis opdat zijn geboden in praktijk gebracht gaan worden.
Zwijg Israël en luister. Heden zijt gij geworden tot het volk van de HERE uw God. Israël kreeg een uitzonderingspositie. Het was een soevereine daad om Israël liefdevolle voorkeur te laten ondervinden en dit volk te stellen boven alle volken van de aardbodem. Israël is Gods kostbaar bezit, Gods ‘schat’ waarbij alle eigenroem volledig verdwijnt.
In Exodus 19:5 wordt van Israël gezegd dat het een volk is ‘Mij ten eigendom’. Dat woord duidt eigenlijk op meer dan alleen maar een bezit. Het betekent een bezit dat men niet zomaar kan verkrijgen, dat niet voor iedereen weggelegd is en waar grote waarde aan gehecht wordt. De Here zegt daar ( en op meerdere andere plaatsen) dus dat Israël een kostbaar bezit voor Hem is. Een schat, en wel voor Hem alleen.
De nauwe band tussen Israël en de Here wordt op wel meer manieren aangeduid. Jeremia 13:11 bijvoorbeeld laat de profeet zeggen: ‘want zoals de gordel kleeft aan het middel van een man zo had Ik het gehele huis van Israël en het gehele huis van Juda aan mij doen kleven, luidt het woord van de HERE om Mij te zijn tot een volk tot een roem, een lof en een sieraad’.
Het voorrecht van de verkiezing brengt dan ook een verplichting. Maar… de verkiezing gaat voorop.
Nu lijkt dit in tegenspraak te zijn met Exodus 19:5 waar staat: ,,Nu dan indien u aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult u uit alle volken Mij ten eigendom zijn’’. Hier echter gaat het om het gedrag van Israël. Dat heeft de nadruk.
Het volk is klein, maar de HERE kiest er partij voor. God verkoos in liefde, alleen omdat Hij liefhad. Deze liefde wil wel geloofd en geprezen worden. Dat is de heilige roeping van het uitverkoren volk.
Naast de door God opgevatte liefde voor Israël staat als motief ook zijn trouw aan de eed die Hij de vaderen gezworen had (Deut.7:8).
Ook nu geldt weer: niet de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob met eventuele verdiensten vragen om Gods verkiezing van Israël, als om hun rechtmatig loon. Nee, wat God Zelf toegezegd heeft, dat zal Hij doen.
Door liefde en trouw gedreven heeft de HERE Israël uitgeleid en verlost uit het slavenhuis van Egyptes koning. Daarin toonde Hij zijn verkiezing.
Eens had dat land Israël gastvrij en met eer ontvangen maar het was ontaard in een oord voor slaven, die tot dwangarbeid gebracht waren. Gods liefde doet Hem dan ook zijn macht stellen tegenover die van Farao. Daarbij zijn de machteloze slaven alleen de inzet van de strijd.
Van slavenopstand is geen sprake. Alleen de sterke hand van de HERE leidde hen uit. God koos de vrijheid voor zijn volk en voerde hen uit de omklemming van de tirannie in de vrije ruimte van de woestijn.
De HERE onderhandelde niet met de Farao over een losprijs, maar wierp tegenover Egyptes onrecht zijn overmacht in de weegschaal, zodat de farao zwichten moest voor de God van de verkiezing. Deze Krijgsheld, aan wie wind en water ten dienste staan, heeft Israël bevrijd.
Verkiezing en verlossing zijn het genadefundament van het verbond. Zij moeten de garantie zijn voor het geloof aan de trouw die God aan zijn bondsvolk zal bewijzen. Althans wanneer ze Hem wederliefde bewijzen in het onderhouden van zijn geboden.
De dreiging echter ontbreekt niet: aan ieder van hen die Hem haten, oefent Hij persoonlijk vergelding door hen te gronde te richten (Deut. 7:10). Zo dwingen beloften en dreiging tot onderhouding van de geboden (vs.11). Zo verbindt Mozes de verkiezing van Israël met het leven naar de geboden, met het leven in het verbond.
De verkiezing van Israël is die beslissing van God om, helemaal onafhankelijk van de kwaliteiten van Israël, toch dat volk te kiezen als zijn eigendom. Die keuze komt alleen voort uit zijn eigen liefde en trouw en komt tot uiting in de uitleiding uit Egypte. En omdat Israël nu Gods eigendom is heeft het alleen nog toekomst in zijn dienst.