Doopgedachtenis ritueel -tattoo
De doop aan een kleintje bediend.
Antwoord 66 uit de Heidelbergse Catechismus leert ons:
Sacramenten zijn heilige zichtbare tekenen en zegels om de belofte van het evangelie ons beter te doen begrijpen.
Ook het sacrament van de doop vraagt: goed kijken.
Maar, het kindje dat ten doop gehouden wordt heeft de oogjes meestal dicht. Kraaien van plezier, laat staan van heilgenot, is er niet bij! Eerder van schrik een huilbui!
Die doop is immers in de eerste plaats bestemd voor de gemeente en die heeft, en de ouders wel op speciale manier, dit zichtbare teken tot zich mogen en kunnen nemen.
Formulier nummer III (bl 727 van het Geref. Kerkboek bij de vrijgemaakte Kerk in gebruik) legt daarop dan ook duidelijk nadruk:
Samengekomen rond het doopvont worden wij allen getuigen van de doop van dit kind en gedenken wij onze eigen doop.
De clou is dus dat wij als gemeente bij die doop volledig betrokken zijn.
Dat het kindje een verbondskind is bleek toen aan de ouders vooraf gevraagd werd of ze instemmen met de leer van de Kerk; de volkomen leer van de verlossing.
Ondertussen is aan dat kindje, zonder er bewust van te zijn, een groot geschenk meegegeven, waarvan het water op het voorhoofd teken was.
Maar dat schitterende cadeau is nog in veel omhullingen verpakt. Daarbij zullen de ouders ingeschakeld worden; steeds meer zal dat toegezegde bezit uitgepakt moeten worden.
Daarom de vraag aan de ouders: belooft u dit kind bij het opgroeien in deze leer te zullen onderwijzen en te laten onderwijzen.
Bij de geboorte van een klein mensje zit er heel wat in de hersencellen opgeborgen dat zich steeds meer gaat ontwikkelen. Twée handjes, twée beentjes, víjf vingers. Tellen tot tien. Dan de school, sommen, tafels, breuken. Miljoenen, lichtjaren! Het is steeds meer te behappen. Het leerproces zet zich steeds voort. De mens is immers nooit te oud om te leren!
Dit beeld is enigszins bruikbaar bij het “uitpakken” van het geschenk bij de doop gegeven: Ik doop je in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
De eerste etappe op de geloofsweg wordt afgelegd aan de handen van vader en moeder. Handjes vouwen, knietjes buigen bij het: ik ga slapen ik ben moe. Het rondkijken als de kleine mee kan gaan naar de kerk. De wandelingen in de natuur. De gesprekken aan tafel na het lezen uit de Bijbel. En al het vele dat zich vanzelf aandient! Bij de steeds verder gaande levensfases wordt het bij de Here te mogen horen steeds dieper van inhoud.
Tegelijkertijd is daar ook het láten onderwijzen bijgekomen. De daartoe uitgekozen school.
De catechisatie waarin de kerk de verantwoordelijkheid op zich neemt heeft wel bijzondere waarde in de fase die daarbij past. Het uiteindelijke doel is immers te omen tot het bewust afleggen van openbaar belijden. Dan blijkt dat de Heilige Geest zijn werk deed door middel van de opvoeding die naar het Woord werd gebracht.
Dan staat daar de jongen, het meisje voor in de kerk. Daarbij komt ook uit dat de doop in de prille jeugd ontvangen levenslang dienst doet. Want als vanzelfsprekend vraagt de dominee: Gélóof je Gods verbondsbelofte, waarvan je (destijds) in de doop het teken en zegel ontvangen hebt?
De gesloten oogjes van toen staan nu wijd open en zien nu de grote schatten van rijkdom om door Gods genade te mogen leven in verbondsverkeer! Door Christus’ verdienste tot ons gekomen. Het doopwater van toen is wel opgedroogd, maar niet weggepoetst; we blijven gestempeld!
Hoe diametraal staat daar tegenover de vraag naar een ritueel om, volwassen geworden, de doop in gedachten nóg eens te kunnen ervaren.
Die vraag geeft aan dat de telkens terugkerende, kerkelijke doopsbediening niet als eigen versterking ervaren wordt en zo onvruchtbaar is. Daar moet toch een schuldige voor aan te wijzen zijn! Is er wel “onderwijs” geweest?
Het geref. Kerkboek gebruikt als vanzelfsprekend het woord doopgedachtenis in het formulier dat bij de kinderdoop vooraf gelezen wordt.
De PKN kwam in gesprek met een jongeman die elders tot z’n grote vreugde de geloofsdoop had ontvangen. Je verwacht dan dat die kerk, die de kinderdoop zegt te willen vasthouden vanuit de Schrift ten aanzien daarvan onderwijs geeft. Integendeel, de synode besloot om kerkleden met de wens om geloofsdoop te ondergaan een mogelijkheid te bieden hun doop te gedénken. Hoe de precieze uitwerking gestalte krijgt is nog afwachten, al blijft de kinderdoop nog leidend.
Dus geen overdoop! Maar, vooruit een klein beetje water daarbij is toegestaan! (Ned. Dagbl. 10-12-09)
Het blijft in de Christenwereld niet beperkt tot gedachtenisritueel. Overdoop, volle doop, volwassenendoop en alles wat daarmee annex is. Het komt steeds dichterbij. Steeds vaker wordt de kinderdoop betwijfeld. Christus’kerk zal pal moeten staan om deze dwalingen tegen te gaan; geen water bij de wijn doen! De kerkenraden dragen grote verantwoordelijkheid.
P.S. Onze geloofsaccu moet en kan, door Gods genade elke Zondag opgeladen worden. Door de prediking van het evangelie, het sacrament van de doop en dat van het Heilig Avondmaal; de 2e toegevoegde geloofsversterking.
J. Wiskerke-v.D.
P.S Wél of níet een tattoo, een tatoeage, blijkt bij jongeren steeds meer een item te worden.
Het is toch gaaf je christen-zijn te tonen door zo’n lijfinscriptie!
Jongelui laat je doop je tattoo zijn!
Paulus komt met zíjn tattoo: jij moet zijn een aanbevelingsbrief van Christus; niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God (2 Cor. 3:2)
Nog een figuurlijk getoonzette tatoeage van Paulus, bedoeld voor meiden: kleed je zo, dat er bij jongens geen zondige begeerten worden opgewekt. (Rom. 13:14)
Voor spoorzoekers is de Bijbel onuitputtelijk!