He, jij daar ... Samen praten over Genesis 1 tot 3, deel 2

Vervolg van:

He …jij daar! Samen praten over Genesis 1 t/m 3

Het doet ons terugdenken aan al het moois, dat God na zijn zesdaagse scheppingswerk, aan de zevende dag, de sabbat verbonden heeft. De sabbat van nu, die we na de opgestane Christus dus op de eerste dag van de week vieren, is dan ook onverbreekbaar verbonden aan de sabbat van het begin. Al die voorschriften , die Mozes op de berg te horen kreeg, hebben tot de komst van de Messias hun dienst gedaan en konden verdwijnen. Maar het gedenken van de sabbat kreeg een vaste plaats in Gods wet, die we elke zondag in de kerk horen voorlezen.

D – Aandachtspunten

Na wat gezegd is volgen nu vier dingen die aandacht vragen.

1

Bij de zes scheppingsdagen lees je telkens: het werd avond en het werd morgen. De eerste, de tweede… dag. Maar die toevoeging is niet te vinden bij de zevende dag. Nu kan, en wat is dat mooi, de rest van de wereld die een andere dagindeling heeft Gods voorgeschreven rust vieren op de dag, die bij hun schema past, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.

2

Bij de schepping van de vierde dag staat in vers 14: er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Dat is de zon, zoals we wel weten, voor de ronddraaiende aarde. En verder: ze moeten de seizoenen aangeven. Ook ons bekend: de ronddraaiende aarde maakt in een jaar een baan om de zon. Terwijl de maan aansprakelijk is voor de duur van de maanden, januari, februari… en ga zo maar door. Maar… geen enkel ster of planeet geeft de duur van de week aan. De week is rechtstreeks uit Gods hand gekomen. Een trouwe zorg, waar de mens wel bij vaart! Tenminste als hij er een christelijke invulling aan geeft.

3

In de Bijbel hebben de dagen geen naam, maar een getal. De zevende dag wel met zijn naam sabbat. Deze dagtelling heeft de kerk losgelaten en is meegegaan met de benaming die eeuwen geleden algemeen is aanvaard. Gods dagen werden genoemd naar Germaanse afgoden. Zon en maan als afgoden vereerd dienden als aanwijzing voor de zondag en de maandag. Met het noemen van de volgende afgoden vind je er direct de rest van de dagen in terug. Dit zijn ze: Tiwaz, Wodan, Donar, Freia en Saturnus.

4

Er wordt wel gezegd dat niet met zekerheid te zeggen is, of de eens ingestelde sabbat in de beginperiode van de geschiedenis gevierd is. Men stelt, dat het begin ervan pas te vinden is wanneer Israël in de woestijn Gods wet ontvangt vanaf de Sinaï. Dit staat beschreven in Exodus 20. Dat er vier hoofdstukken eerder, in Exodus 16, al sprake is van rusten op de zevende dag, wordt niet over het hoofd gezien. Ze noemen het zoiets als een voorproefje op wat later zal volgen bij de wetgeving.

In Exodus 16 wordt de jullie bekende geschiedenis van het manna beschreven; het brood dat de HEER te eten gaf. Dit manna moest elke dag opnieuw, naar behoefte, verzameld worden. geen gegraai voor meer dagen. Nee, Gods volk moet erop vertrouwen dat hun hemelse Vader dagelijks zou blijven zorgen. Maar, dan staat er toch heel gewoon als was het vanzelfsprekend: op de zesde dag verzamelden ze een dubbele hoeveelheid. Dat werd door sommigen aan Mozes verklapt. Maar het antwoord was: de HEER heeft dit zo bepaald. Morgen is het de dag van rust, een heilige sabbat ter ere van de HEER.

Als je dit alles leest dan lijkt het evengoed waar te zijn dat de sabbat als rustdag wel bij Israël bekend was.

Er is trouwens in het boek Genesis wel vaker sprake van een termijn van zeven dagen.

Neem nu de zondvloed die besproken wordt in de hoofdstukken zes, zeven en acht van Genesis.

We lezen eerst van het stijgen van het water tot zelfs de hoogste bergen in het water verdwenen waren. Daarna dacht God weer aan Noach en aan wat verder in de ark was en vloeide geleidelijk het water weer weg van de aarde. Na veertig dagen liet Noach een raaf los, om op de hoogte te komen van de waterstand op dat moment.

Deze sterke vogel bleek zichzelf te kunnen redden en bleef heen en weer vliegen totdat de aarde droog was. Een duif zou meer houvast bieden. Die kwam wel terug als hij geen geschikt plekje vond om te blijven. En dan lezen we, dat Noach zeven dagen wachtte voor hij weer een duif losliet. En zeven dagen daarna opnieuw. Nu zegt dat getal niet alles, maar opvallend is het wel dat zeven hierbij naar voren komt. Zo springen wij soms ook om met de tijdsduur van een week. Bijvoorbeeld: nee, daar wacht ik een weekje mee.

Bij het einde van de zondvloed nog iets dat in die richting wijst. In Genesis 8 vers 14 staat: op de zevenentwintigste dag van van de tweede maand was de aarde droog en kreeg Noach bevel de ark te verlaten met vrouw en zonen als vanzelf ook de dieren en de vogels.

In die tijd hadden de maanden waarschijnlijk de duur van vier weken. Zou dat waar zijn dan werd de ark verlaten een dag voor de achtentwintigste, wat betekenen zou de dag voor de sabbat. Fantaseer je dan nog verder dan zouden de offers die gebracht werden op het altaar dat Noach uit dankbaarheid bouwde, als vanzelf, na heel dat naar buitengaan, op de avond vallen, waarop in die tijd de sabbat begon. Het blijft een veronderstelling maar, lees je er overheen, dan laat je het bekendmaken van de zevenentwintigste een soort bladvulling zijn.

Nog een “wazig” voorbeeld van het willen ontdekken of er in de tijd van de Genesis de sabbat wel een plaats had in het leven van Gods volk. In Genesis 22 krijgt Abraham de voor hem moeilijke, onbegrijpelijke opdracht Izaäk te offeren. God stelde hem daarmee op de proef. Moest hij dat, om maar iets te noemen achter zijn tent doen, zo maar ineens, dan zou het als proef minder zwaar zijn dan dit offeren na een wat langere tijd. Meer kans voor Abraham er spijt van te krijgen . Daarom krijgt hij te horen dat hem een berg gewezen zal worden; verder van het huis. zou het niet een reden hebben gehad dat juist na drie dagen die berg bereikt werd? Hoe, ook, na zes dagen kon Abraham, nadat hij de proef had doorstaan, samen met zijn Izaäk de verheugde Sara weer ontmoeten. Er hoef dus geen sabbat mee gemoeid te zijn geweest. Nogmaals, het geeft geen zekerheid maar wel oefening de Bijbel grondig en liefdevol te lezen.

In Genesis 29 vers 27 lees je ook nog over een bruiloftsweek en in Rechters 14 vers 12 geeft Simson een raadsel op waarvoor ze zeven dagen bedenktijd krijgen.

E – Onze zondag

Hiervoor hebben we gezien hoe de sabbat overging naar de zondag. Ook kwamen nog wat aandachtspunten aan de orde. Maar nu het feestelijke van de zondag zelf!

Op die dag mogen we ons door God van ons leven laten zegenen. Paulus wist daarvan en kon er niet over zwijgen bij het schrijven van zijn brieven. Wat heeft hij zijn krachten gegeven tot gemeenteopbouw.

Wanneer onze kerkdienst begint met: genade zij u en vrede van God, onze Vader en van de Here Jezus Christus, dan komt dat rechtstreeks van Paulus. Kijk zelf maar. Het staat er precies zo in zijn eerste brief aan de Korinthiërs 1 vers 13. Ook bij het weer naar huis gaan kunnen we Paulus “uitgedachte” maar geïnspireerde, zegen op ons gelegd krijgen, 2 Korinthiërs 13 vers 13.

Er is nog veel meer over het werk van Paulus door te geven. Ook de brieven die hij schreef aan Timoteǜs en Titus. Daarin staat: dan weet je, hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.

Die brieven worden genoemd: pastorale brieven. Je leest er het woord pastor in, waarmee soms ook bij ons de dominee bedoeld wordt. In die pastorale brieven staan allerlei raadgevingen voor de praktijk van het kerkelijk leven.

Lees ze zelf maar eens goed door dan zie je hoe we aan onze herders, leraars ouderlingen en diaken gekomen zijn. Wat een zorg heeft Christus aan zijn bruid, de kerk, besteed! In de kerk kunnen we onze dank en blijdschap uitzingen! Ja toch? En verder door gebed, preek en dank mogen we stromen van kracht ontvangen voor de rest van de week.

De overgang van sabbat als zevende dag naar de zondag, de dag van de opstanding van onze Here Jezus Christus is niet van de ene op de andere week tot stand gekomen. Zo’n grote ingreep heeft tijd van ernstige overweging nodig. De kerken moesten er naartoe groeien.

Voor de christenen uit de Joden was de stap wel heel groot. Toch is op den duur de vervanging van de oudtestamentische sabbat tot stand gekomen. De Bijbel laat ons dat zien in Handelingen 20 vers 7. Daar lees je: op de eerste dag van de week kwamen we bijeen voor het breken van het brood.

Verder is uit de oudchristelijke kerkgeschiedenis duidelijk geworden dat op den duur, de zondag de rustdag is geworden. Een aardig voorbeeld daarvan is dat in het jaar 115 na Christus een apostolische vader Ignatius een brief schrijft aan de kerk in Magnesia, nog niet genoemd in de Bijbel, een kerk in Klein Azië. Daarin schrijft hij over de gelovigen, die eerst leefden onder een oude toestand, de zevende dag, maar tot nieuwe verwachting zijn gekomen en daarom de sabbat niet meer houden, maar de dag van de Here, waarop toch leven tot opbloei komt! Buiten hen kunnen we het toch niet stellen! Heel duidelijk dus: hoewel het even duurde, toch kwam de zondag in plaats van de sabbat van het Oude Testament.

Hoofdstuk 3 Het paradijs

I De schepping verder uitgewerkt

We gaan nu verder met Genesis 2 vers 4. Als het vluchtig doorleest lijkt het of de schepping opnieuw verteld wordt. Maar in een andere volgorde dan het in het eerste hoofdstuk beschreven staat. Maar hier is wat anders aan de hand. Het hoogtepunt van alles wat geschapen werd was de mens. Dat is ook te zien aan de manier waarop het aangekondigd werd. De Drie-enige God overlegde met zichzelf en dan lezen we dat God zei: laten we mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.

Over die mens zal het gaan in dit Bijbelgedeelte. Je kunt het al direct merken, wanneer in tegenstelling tot het scheppen van hemel en aarde de volgorde verwisseld is. Nu; de HEER maakte aarde en hemel. De aarde is de plek waar de mens met zijn taak zal gaan beginnen.

Maar er is nog een verschil. In Genesis 1 wordt steeds God als schepper genoemd terwijl nu gesproken wordt over God als HEER. HEER is de naam waarmee God zich aan Abram bekend maakte. Zo heeft het latere volk Israël Hem gekend toen het beleed: de HEER, onze God, de HEER is de enige, Deuteronomium 6 vers 4. De HEER die beloften waarmaakt. Nu zou je kunnen denken: dat speelde nog niet in de tijd van Genesis 2!

Het zit zo. Het boek Genesis is geschreven in de tijd dat die naam HEER, in al zijn rijkdom voor al zijn volk bekend was. De schrijver aarzelt daarom niet die latere naam nú al in te vullen. Ook voor Adam en Eva wil de Schepper dezelfde zijn al voor zijn later volk Israël. Weer een bewijs dat het hier niet opnieuw over de schepping gaat.

Neem nu de Bijbel erbij en lees Genesis 2 vers 4 tot 6. Het lijkt of er vlug iets genoemd wordt en zo, dat je je afvraagt of het wel klopt met wat daarover in Genesis 1 gezegd is. Toch klopt het, want de vorm waarin het nu staat geeft juist aan dat het over de mens zal gaan in verband met de taak die hem opgedragen wordt.

Als in vers 5 staat dat bij de schepping van de aarde en de er nog geen enkele struik of plant was, dan is dat de waarheid. Die zijn immers op de derde dag geschapen. Ook had het nog niet geregend, daarvan was toch pas sprake op de tweede scheppingsdag! Opvallend is dan dat er opeens klinkt: en er waren geen mensen om het land te bewerken. Nu begrijp je wat beter dat achter deze manier van zeggen een bedoeling ligt. Want ook als er op de derde dag inderdaad die struiken en planten komen, dan groeien die in het wild. En dat zal niet zo blijven als Adam er zal zijn. En Adam komt er en krijgt te horen dat hij aan het werk moet. Niet alles blijft wildgroei. Adam zal aan akkerbouw moeten gaan doen. In de hoop dat deze ingewikkelde teksten duidelijk zijn geworden gaan we naar vers 7, waar in de schepping van deze Adam nu uitgebreider verteld wordt.

Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit het stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. Eva zal er ook gauw zijn, maar de HEER laat Adam eerst zijn gemis ontdekken.

Om aan Adam een woon- en werkplek te geven legde God de HEER in het oosten, in Eden, een tuin aan. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. Ook worden alvast genoemd de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad, die straks aan de orde komen.

Daarop volgt in de verzen 10-14 de situatietekening van de tuin. Lees het zelf maar na in Genesis 2. Rivieren worden genoemd die de tuin bevloeien, waarvan de vierde de nu nog bekende Eufraat is. Ook dit stukje is door de latere schrijver van Genesis teruggeprojecteerd. Bij de schepping van Adam was er immers nog geen sprake van riviernamen! Evenals de hier genoemde producten, goud, balsemhars en onyx, nog ontdekt moesten worden.

In die tuin van Eden, wij kennen die ook als het paradijs, kreeg Adam zijn taak toegewezen. Hij moest de tuin bewerken en bewaken.

Vervolgens krijgt Adam iets heel speciaals te horen. God had hem niet als een soort robot geschapen, die in zijn genen de erfelijke eigenschap bezat liefde op te brengen voor zijn Schepper. De HEER gaat onderzoeken of Adam, heel vrijwillig nu ook inderdaad Gods evenbeeld zal gaan vertonen in trouw, liefde en gehoorzaamheid. Vrijwillig? Ja, want hij was immers nog niet in zonde ontvangen en geboren? Adam kon nog kiezen tussen ja en nee. Om daar achter te komen stond daar in die tuin ook de zo-even genoemde boom van de kennis van goed en kwaad. En nu werd hem het volgende voorgehouden: Adam, van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je dat wel doet, zul je onherroepelijk sterven!

De naam van die boom moeten we goed dóór hebben. Er is wel gezegd dat, als Adam er van eet, dat hij dan goed zal gaan beseffen wat dat kwaad dan is. Ik denk toch dat je het anders moet zien. Bij die boom moet onze vader Adam er van doordrongen zijn van wat goed en wat kwaad is. Eet ik er niet van dat is dat goed; doe ik het wel dan is dat groot kwaad. Het grootste kwaad dat denkbaar is: in opstand komen tegen de HEER.

Maar eerst moet Adam nog ontdekken dat wat de dieren wél hebben hij nog iets wezenlijks mist.

Daarom lees je in vers 18 van Genesis 2, dat God de HEER dacht: het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. En wat lees je dan? Toen vormde Hij uit de aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels. Dan sta je toch even versteld. In Genesis 1 heb je pas nog gelezen dat eerst de vogels geschapen zijn op de vijfde dag en ook de in het wild levende dieren, net als de mens op de zesde dag, maar wel als eerste! Vóór je als christenjongere ook hierom uitgelachen kunt worden, moet je opnieuw beseffen dat Genesis 2 bedoeld is als een uitwerking van Genesis 1, het scheppingshoofdstuk! Als het nu gaat over dat vormen uit de aarde, dan wordt herhaald het werk van de Schepper, een terugblik dus. Met nú de aanwijzing dat God daarbij het plan had het partnerschap (vrouwelijk en mannelijk) bij de vogels en de dieren te gebruiken als een soort onderwijs voor Adam.

De hierboven genoemde dieren bracht de HEER bij Adam om te zien welke namen hij ze zou geven. Vergeet niet dat Adam met prachtige eigenschappen geschapen was. Hij kende de aard van het beestje van al die dieren. Zo verschillend. Even daar verdergaand, Adam hoefde ook niet te leren praten zoals onze kleuter. Welke taal hij gesproken heeft is niet bekend. Zo weten we ook niets van de door hem gegeven namen. Hoewel het Oude Testament in het Hebreeuws is geschreven, was het niet de taal van Adam. Deze onbekende taal werd tot de zondvloed gesproken. Want in Genesis 11 lees je: ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken om dan in vers 9 van dat hoofdstuk te lezen: zo komt het dat die stad Babel heet, want dáár bracht de HEER verwarring in de taal, die op de hele aarde gesproken werd.

Terug naar Adams naamgeving. God komt tot zijn doel: maar…Adam vond geen helper die bij hem paste.

Toen liet God de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en Hij bracht haar bij de mens.

Wat Adam nu voor zich ziet, reikt ver uit boven wat de dieren beleven aan het hebben van dat dier, dat bij hém past. Al kunnen er vogels of dieren zijn die als mannelijk en vrouwelijk bij elkaar blijven, dan haalt het niet bij wat Adam in Eva ziet. De koe, met haar uiertepels, wordt door de stier met zijn mannelijk orgaan, als het dier dat bij hem past, wel opgemerkt. Maar hoe haar aard en aanleg zijn, is voor hem van geen enkel belang. Als ze maar gewillig is, met voor beide dierlijke voldoening, om gedekt te kunnen worden. En, als het lukt wat jongs voort te brengen. We pakken met dit zakelijke praatje, maar figuurlijk bedoeld, de koe maar eens bij de horens!

Terug naar Adam. Hij ziet in Eva een vrouw, een bondgenoot van wie hij sterkte kan verwachten en daarom in de eerste plaats bij hem past. Dat bij elkaar brengt geluk en blijdschap. Dán mogen ze ook, God maakte dat zo, lichamelijk in elkaar passen. Gemeenschap met elkaar hebben, zo noemt de Bijbel het, dat is dan ook alleen door de HEER bedoeld op de basis van een geestelijke eenheid. Dat kan alleen echte bevrediging geven. Daarom zingt Adam verheugd de eerste Bijbelpsalm.

Eindelijk één gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.

Hierop volgt als gevolgtrekking: zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.

Het wordt afgesloten met de constatering, dat beiden naakt waren, Adam en zijn vrouw…maar ze zich niet voor elkaar schaamden. Er heerste letterlijk gaafheid.

II De tuin van Eden

De tuin van Eden was de plek die Adam en Eva kregen toegewezen. Het paradijs noemen we het ook wel. Adam kreeg de opdracht om die te bewerken en er over te waken. We moeten er voor oppassen te denken dat die twee in een sprookjeswereld terecht zouden zijn gekomen. Ook omringde hen geen prettige vakantiesfeer. Adam moest de aarde in cultuur brengen. Hij moest akkers aanleggen en verschillende gewassen kweken. Ook zullen de door God geplaatste aanlokkelijke bomen met heerlijke vruchten verzorging nodig hebben gehad. Verder waren er planten die in het wild groeiden. Sommige met scherpe dorens. Ook groeiden er distels. Dié waren natuurlijk ook geschapen; maar goed en mooi in hún soort. Best mogelijk dat Adam die bij zijn werk moest verwijderen als hij op de akker bezig was. Toch bedierf het zijn vreugdevolle arbeid niet. Dat werd wel anders ná de zondeval. Toen zei de HEER: vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan. Toen werden die dorens en distel een ware obsessie voor landbouwer en tuinier!

In de tuin van Eden was er niets dat de arbeidsvreugde bedierf. Het leven van het eerste echtpaar was gelukkig in volle diepte. Voorwaarde was: niet van de boom van de kennis van goed en kwaad eten. Dan zou hij, Adam, want tegen hem had God, de HEER dat gezegd, onherroepelijk sterven. Anders gezegd: Adam kreeg de belofte van het eeuwige leven. Dat geweldig heerlijke werd niet tegen de planten en dieren gezegd. Als de Heiland later spreekt over zijn dood dan neemt Hij als beeld een gewas uit de akkerbouw en zegt: Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel. Maar wanneer het sterft draagt het veel vrucht. Dat heeft Adam natuurlijk óók geweten.

Zo ook met de dieren. Een spin zou niet eeuwig in zijn web zitten. Hetzelfde gold ook voor de andere dieren. Het eeuwige leven, dat was voor Adam en Eva verweven met het kennen van de Drie-enige God. De planten en de dieren vallen daarbuiten! Na de zondeval, toen het offer van Christus nodig was bad de Heiland tot zijn Vader: het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en nu met deze aanvulling, en Hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.

Veel meer over die tuin van Eden kan er niet gezegd worden. Daar staat in de Bijbel weinig over te lezen.

Allerlei gedachten daarover zijn er wel. Pas na de zondeval zullen de dieren wel wild geworden zijn! Ook is er de vraag of de grote zeedieren eerst van planten geleefd hebben. Ook: de leeuw en de tijger, moeten vroeger een ander gebit hebben gehad, want ze zullen als voedsel geen dieren gevangen en gedood hebben.

De Bijbel zegt dat God de dieren naar hun aard geschapen heeft en dat het goed was! Daarbij was dan ook de manier van zich voeden inbegrepen.

Lees zelf eens die prachtige Psalm 104. Daar vind je de schepping in liedvorm terug. Tegelijk zie je dan ook in vers 21 staan: de jonge leeuwen gaan uit op roof brullend vragen zij God om voedsel.

Er valt nog veel over dit alles na te denken. Teveel fantasie moet niet! Gewoon: de Bijbel lezen en bestuderen; dat geeft licht op ons pad!

Bij mij komt een vraag naar boven. Als vóór de zondeval roofdieren vanwege hun aanleg kleinere dieren gedood hebben, om er zich mee te voeden, heeft dat dan misschien geen pijn gedaan? We zullen er in dit leven wel nooit een antwoord op krijgen.

III De val in zonde

In onze taal weten we van volledige en beknopte zinnen “Vooruit, jij naar huis!” is er één van dat laatste soort. Bij het horen van zo een zin vul je in gedachten zelf in wat er aan ontbreekt. In ons voorbeeld is er één die wat over een ander te zeggen heeft. Die ander wordt, omdat hij wat verkeerds gedaan heeft, naar huis gestuurd.

Ga je nu Genesis 3 lezen, dan krijg je met iets dergelijks te maken. Het gaat dan niet over een beknopte zin, maar een beknopt verhaal.

We lezen in dat hoofdstuk: van alle in het wild levende dieren, die God de HEER gemaakt had, was de slang het sluwst.

Staat die zin daar omdat God voor het scheppen van die slang nog opnieuw aandacht vraagt? Dat kan gewoon niet waar zijn, want wat er op volgt is vreselijk kwaadaardig. Zou de vrouw er aardigheid in gehad hebben nog eens wat door te praten over dat gewiekste dier? Ook al niet. Zij mag met Adam ook over dit dier heersen. Nou, dat heeft er weinig van weg als ze straks die dierlijke, maar tegelijk menselijke stem gaat horen. Een stem die opstand tegen God bepleit!

Net als bij die eerdergenoemde beknopte zin, ga je het verhaal verder zelf invullen. Je concludeert: er moet een ander in het spel zijn.

Het moet zijn een vijand van God!

Wie dat is wordt vooral duidelijk als je de Brief van Judas leest. Het laatste Bijbelboek dat aan Openbaring vooraf gaat. Daar lees je in vers 6, het boek heeft maar één hoofdstuk, over engelen. Judas gebruikt die als voorbeeld voor de lezers van zijn brief. Het staat er zo: denk ook aan de engelen, die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten.

Het gaat hier over engelen, door God goed geschapen, en de hemel, bij God, als woonplek kregen, maar belust op meer, er vandoor gingen. Ze verlieten, zo staat er verder, de hun toegewezen plaats. Op hoop van hoger geluk, maar intussen werden ze in onverbreekbare boeien in de onderwereld gevangen gehouden als voorlopige straf. Bij de dag van het oordeel, als Christus terugkomt zullen ze de definitieve veroordeling aanhoren.

Van die ongehoorzame engelen moet Satan de aanvoerder zijn geweest. In die voorlopige onderwereld waren de hun eens gegeven gaven nog niet helemaal verdwenen. Die werden uit haat gebruikt om God, zo mogelijk, te tarten en zijn schepping te beschadigen.

Ga nu dat beknopte verhaal maar verder afmaken. Het kan niet een ander geweest zijn dan Satan, die zijn oog voor zijn luguber doel, op die sluwe slang had laten vallen. Hij rekwireerde, hij eiste dat onschuldige dier op. Dat dier dat voor Gods oog zeer goed was in zijn soort! De slang kon niets inbrengen tegen die overmacht van Satan.

Petrus had dat later wél gekund, omdat hij mens was en geen dier. Dat was, toen Petrus op een keer Christus van zijn verzoenende lijden wilde afhouden. Ook daar stond Satan achter. Toen klonk dat felle woord van de Heiland aan het adres van Petrus: ga terug, achter mij Satan, je zou me nog van de goede weg afbrengen. Petrus heeft berouw gekregen; het werd hem vergeven.

Judas bij wie iets dergelijks gebeurde liet Satan wel bezit van hem nemen, maar kreeg geen berouw. In Johannes 13 vers 27 staat het: op dat moment nam de duivel bezit van Judas.

Terug naar de slang. Door Satan voor zijn kwaadaardig werk opgeëist, omdat hij die slangenaanleg prima gebruiken kon!

Dan gaat het gebeuren. De slang gaat spreken. Als je er bij was geweest, had je het ook gehoord.

Is het waar, dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten? Twijfel zaaien leek Satan wel een handig middel. Maar… daar trapte Eva niet in! Met enige verbazing, waarschijnlijk, zei ze: het is juist andersom. Alleen van die ene, midden in de tuin niet. Anders zullen we sterven.

Nu gaat de slang het over een ander boeg gooien. Jullie zullen helemaal niet sterven. Als jullie er van eten, dan wordt het pas echt mooi, want dan zul je net als God worden. Op Hem gaan lijken en veel meer te weten komen. Net als Hij doorkrijgen wat goed en wat kwaad is. Dat sloeg bij Eva in! Ze keek ineens heel anders naar die boom. Die vruchten zagen er toch wel heel bijzonder uit. En dat ze door die boom wijzer zou worden sprak haar ook erg aan.

Satans opzet begon te werken. Zondige overwegingen kwamen bij Eva boven. Niet alleen God kwam op de achtergrond, ook al die heerlijke vruchten die ze toch al gewend was. Intussen moet Adam op dat gebeuren zijn afgekomen. In mooie harmonie heeft Adam aan Eva verteld alles wat ze weten moest over die boom, daar midden in de tuin. Ze moest immers nog gebouwd worden toen de HEER daar met Adam over gesproken had. En nu… Eva plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Daardoor werd alles anders!

Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Naaktheid gaf hun een unheimisch, een vervelend gevoel. Ze begonnen heel anders naar elkaar te kijken. Ze waren elkaar vreemd geworden. Wat vroeger aan hun lichaam natuurlijk was, werd met andere ogen bekeken.

Ze voelden zich nog het meest naakt voor God. Naakt in de zin van vervreemding. Ze regen grote vijgenbladeren aan elkaar om niet meer naakt te zijn. Toen hoorden ze, wat eerder ook wel gebeurde, de HEER in de koelte van de avondwind door de tuin wandelen. Vroeger werden ze daar blij van, nu maakte het hun bang! Ze verstopten zich tussen de bomen.

Maar dan hoorden ze God roepen: waar ben je? Adam antwoordde: ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik mij. Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik verboden had te eten?

Dan zie je dat zonde, zonde oproept. God krijgt de schuld. Het komt door de vrouw, die U gemaakt hebt en aan mij gegeven. Daarna krijgt Eva de beurt. Zij schuift haar schuld naar de slang. De zonde heeft gewonnen. Gods gerechtheid vraagt bestraffing. Maar, in zijn toorn, zijn woede, denkt Hij aan ontferming, heeft hij medelijden!

IV Antwoord op de zonde

A – Wat kreeg Satan te horen?

1

We beginnen met het noemen van het middengedeelte. Op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je leven lang. In deze goddelijke reactie zit spot verborgen. Satan is als het ware in een slang gekropen, om zijn kwade opzet te verdoezelen, om de mens beter te kunnen verleiden om zich van God af te keren.

Nu, als Satan een slang inpalmt, dan zal God hem voor altijd een slang laten zijn! Niet letterlijk, maar figuurlijk. De slang is met heel zijn wijze van leven door de Schepper gemaakt naar zijn bedoeling en Hij zag dat het goed was. De slang was deel van de schitterende variatie in de dierenwereld.

De slang, van nature kruipend op zijn buik, werd symbool voor de vloek die over de Satan geveld werd. De Bijbel zelf verklaart bij het lezen daarin wat dit vonnis inhield. Figuurlijk gezegd zal Satan voortaan op zijn buik gaan en stof eten. Omdat hij in opstand kwam tegen God, zal hij diep vernederd worden. Satan zal in het stof moeten bijten, met zijn hoofd in het zand. Kijk je nu verder in de Bijbel dan kom je er achter wat dat betekent. Neem nu Psalm 72. In vers 9 worden de vijanden van de komende Christus aangeduid met: laten zijn vijanden het stof van zijn voeten likken.

Een ander voorbeeld. In Jesaja 49 vers 13 troost de HEER zijn volk. De staf van vernedering zal voorbijgaan en plaatsmaken voor een gezegende toekomst. Dan lees je: koningen en vorstinnen zullen zich diep vooroverbuigen en het stof van zijn voeten likken.

Zo klaagt Jeremia in hoofdstuk 3 vers 16 over zijn vernedering: hij laat mijn tanden stukbijten op stenen, hij drukt mij neer in het stof. Voorbeelden te over! We willen afsluiten met een citaat uit Maleachi: dan vertrappen jullie de wettelozen; zij zullen niet méér zijn dan stof onder jullie voeten.

Terug naar Satan. Gods oordeel van het gaan op zijn buik en het eten van stof drukt de totale vernedering uit die deze duivel te wachten staat.

2

Nu nemen we het begin van het oordeel dat over Satan uitgesproken wordt. Daarbij volgen we voor de duidelijkheid eerdere vertalingen: daarop zei de HERE God tot de slang; Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte van het veld. Nu zitten we toch met een moeilijkheid. Want het werd ons toch duidelijk dat niet het slang als dier, maar Satan het oordeel over zich moest aanhoren.

Zou het nu niet kunnen zijn dat de HEER met dit deel van de zin, namelijk vervloekt onder de dieren, ook wat gaat zeggen over de slang. In dit verband wil ik de volgende gedachte meegeven, zonder kennis van de grondtalen, dat je ook kan zeggen dat de slang de vloek meedráágt. En dan ook nog zonder dat het dier het zelf beseft. Of zo gezegd: zonder dat er bij hem wat verandert. Het is toch overduidelijk dat de slang de eeuwen door een negatief beeld opwekt. Een paar voorbeelden. In Psalm 58 vers 5 gaat het over mensen die onrecht doen: giftig zijn ze als een bijtende adder; doof als een slang, die zijn oren sluit.

Als er in Spreuken 23 vers 31 en 32 gewaarschuwd wordt voor het drinken van teveel wijn, lees je: hij glijdt zo makkelijk over de tong, maar later bijt hij als een slang, spuit hij gif als een adder.

Tot slot nog één uit de vele voorbeelden die er te vinden zijn. Jesaja 59 vers 5 ageert tegen hen die het recht vertrappen: ze broeden slangeneieren uit. Druk je op één van deze, dan komt er een adder uit. Trouwens, wij weten er zelf toch ook van? Heb je ruzie en ben je goed kwaad dan ken je het scheldwoord “serpent”, een ander woord voor slang, misschien wel! En vind je de buurvrouw een echte “ka” dan gebruik je een andere keer slang als scheldwoord.

Allerlei dieren gebruiken we wel om ermee bepaalde eigenschappen mee aan te duiden bijvoorbeeld poeslief, zo glad als een aal, griezelig als een spin, zo vlug als een kikker. Maar de slang zal nooit het voorrecht hebben voor iets positiefs gebruikt te worden! De vloek over de slang bestaat dus hieruit, dat hij voortaan gebruikt wordt om ongunstige dingen aan te duiden. En daardoor de herinnering aan de val in de zonde levend houdt.

Het blijft dus: voor de slang mag je de Satan niet invullen! Dat komt ook wel uit in de geschiedenis van de koperen slang. Lees het maar na in Numeri 21. God strafte met slangenbeten. Maar in zijn genade schonk hij leven als ze in geloof keken naar de door Mozes op een staak bevestigde koperen slang. Zou de slang doorgaan voor Satan dan zou de Heiland zichzelf nooit met een slang vergeleken hebben. Lees het zelf maar. Johannes 3 vers 14 zegt: de Mensenzoon moet hoogverheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft. Zoals we weten wijst dit naar de kruisiging van Christus Jezus.

Nu lijkt het of Openbaring 20 vers 2 dat tégenspreekt. Daar gaat het over een engel die de draak, de slang van weleer 1000 jaar vastketende. Opvallend is dat daar bij staat: de slang die ook duivel en Satan genoemd wordt. Er staat dus niét dat die slang de Satan, de duivel is.

3

Tenslotte de rest van Satans vervloeking, Genesis 3 vers 15: vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel. Toen Satan Eva benaderde met zijn gemene plan, liep ze niet kwaad weg. Ze liet zich door hem imponeren. Het leek op een vriendelijk gesprek van beide kanten. Zij, de helpster van haar man ging er helemaal in op. Een gesprek dat uitliep op ongehoorzaamheid aan de HEER en Adam werd daarvan mee de dupe.

Die vriendschap met de Satan moest, zou Eva niet voor eeuwig verloren gaan, verbroken worden. Omdat God redder wilde zijn, kreeg Satan vers 15 te horen. De HEER trekt zo in zijn genade het nageslacht van Adam en Eva naar zich toe. Zij moeten zijn bondgenoten weer worden; de kerk, die er van het begin af aan zal zijn! Maar uit dat nageslacht zullen ook geboren worden, die van God niets willen weten. Die gaan heten nageslacht van Satan. Deze maakt strijdmakkers van ze, om samen met hen de oorlog alsnog te winnen. Zo blijkt, dat er tot de wederkomst een keuze gemaakt moet worden vóór of tégen de HEER.

Intussen is Golgota er geweest, waar de Nakomeling van Eva voor de zijnen in de bres is gesprongen. Dat tot grote ergernis van Satan. Wat heeft hij geprobeerd dát te voorkomen. Denk maar aan de drie verzoekingen door hem in de woestijn, Matteüs 4 vers 1 tot en met 11. Maar het is hem natuurlijk niet gelukt.

Wel is het toen al bégonnen de aangekondigde verbrijzeling van Satans kop, maar hij hield nog kracht genoeg over om zijn boosaardig werk voort te zetten. De hielenbijter, die er op uit is Gods volk te verleiden. Dus is Satans kop nog niet verbrijzeld na Christus komst in de wereld.

Zo blijft er de grote tegenstellingen tussen hen, die wél God de HEER dienen en die dat niet doen. Dat zal duren tot de jongste dag. In Openbaring wordt het zo onder woorden gebracht: de draak, een andere naam voor Satan, blijft vechten tegen de overigen van het zaad van de vrouw. Maar… eenmaal zal de totale verbrijzeling er zijn.

Paulus heeft dat in Romeinen 16 vers 20 ook aangekondigd. De God van de vrede zal Satan nu spoedig vertrappen.

Jullie kiezen toch wel de goede kant? Weet je wanneer het verkeerd gaat? Als je tegelijk van twee walletjes wilt eten. En aan grensvervaging gaat doen van die twee partijen. Of je kiest voor de hemelse Vader óf voor de moordenaar vanaf het begin. De verleiding die telkens op je afkomt is sterker dan je denkt. Satan is niet gek hoor! Hij is er nog steeds op uit ook jou in de hiel te bijten. Schud hem van je af! Gods Geest alleen kan helpen. Maar daar moet je wel om bidden.

Een woordje achteraf. Toen de HEER Adam voorhield dat hij niet van die bepaalde boom mocht eten was de straf daaraan verbonden dat hij onherroepelijk zou sterven! Dat zou inhouden een van God verlaten zijn; de eeuwige dood dus, met daaraan verbonden de lichamelijke dood.

B – De straf die de vrouw krijgt

Tegen de vrouw zei God de HEER: je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart.

Zij moet eerder de straf aanhoren dan Adam. Haar mooie taak die ze had gekregen naast Adam, had ze ingeruild voor het tegenovergestelde. zij was medeschuldig aan zijn val in zonde. Was de zonde niet gekomen dan zou het kinderen krijgen alleen feest geweest zijn. Nu hoort ze van de zware last die zwangerschap haar brengen zal. Met haar gaat die straf gelden voor alle aanstaande moeders als herinnering aan de val in de zonde. De straf zit natuurlijk niet in het kinderen krijgen maar in de pijn en de moeiten die dat met zich meegaat brengen.

De straf wordt óók dat ze haar man zal begeren. Nu denk je vast en zeker: het kan toch geen straf zijn om een man te begeren! Welk meisje wil niet graag een jongen hebben om van te houden?

Ieder mens gaat vanzelfsprekend, pijn en moeite uit de weg? Maar de vrouw, en met haar alle vrouwen, krijgt te horen, dat ze ondanks de te verwachten pijn en moeiten tóch met heel haar wezen naar een man verlangt. Zo wordt ze eigenlijk een beetje slaaf van haar eigen begeren. Als je nadenkt moet je toegeven dat er toch vernedering in is.

Nu komt ook dit: je man zal over je heersen. Lees goed. Er staat niet dat God dat wil. Nee, in de toekomst gaat er dat van komen. Dat is ook gebeurd! Er zijn nu nog genoeg plaatsen waar vrouwen worden achtergesteld en gebruikt naar believen van de man. Ook het hebben van meer vrouwen is een grote vernedering; toch komt dat nog voor. Dat het onder ons anders is geworden is gekomen omdat Christus ook dié vloek over de vrouw heeft weggenomen.

C – De straf die de mens krijgt

Tegen de mens, Adam, sprak God: je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zal je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.

Werd de vrouw gestraft juist in haar vrouw-zijn en haar moederschap, de man wordt getroffen in zijn man-zijn, eens aangesteld in de tuin van Eden waar het werken volop blijdschap en voldoening gaf. Ook mocht hij daar God telkens ontmoeten, wanneer Hij in de koelte van de avondwind in Eden rondwandelde. Hoe dat was, weten we niet, maar het duidt op een heerlijke gemeenschap van God met de mens.

Maar nu gaat het voor Adam anders worden. als tuinman, hovenier, was zijn werk een heerlijke levensvulling, nu gaat het hem inspanning kosten, de distels en dorens weg te krijgen. Die stekelplanten staan model voor alle tegenslagen die de arbeid, die verricht moet worden, moeilijk zal gaan maken. Tot op de dag van vandaan aan toe. Teveel om dit alles op te noemen. Zwoegen en zweten geeft aan de moeiten en tegenslagen over héél de linie.

Dat zal door blijven gaan. En tot besluit hoort Adam: stof ben je, tot stof keer je terug. Adam, eens uit stof gevormd, zal na zijn laatste adem tot stof verteren.

V Eva, moeder van alle levenden

Daar staan ze dan Adam en zijn vrouw, met hun lendenschorten van vijgenbladeren. Ze hebben aangehoord wat over hen gaat komen. Zijn ze bij de pakken neer gaan zitten? Nee, dat gebeurde niet!

Ze moeten elkaar aangekeken hebben. Wél heel erg verslagen, maar ook met vragende verwondering. Hun was toch aangezegd dat ze, bij ongehoorzaamheid, sterven zouden? Een sterven waarbij God voorgoed uit hun leven was verdwenen? Maar… bij de vloek voor hun beiden hadden ze daarover niets gehoord. Het leven ging voor beiden wel moeilijk worden. Dat was goed tot hen doorgedrongen. Maar God de HEER ging hen niet in de steek laten. De verbrijzeling van de kop van Satan zijn ze toen heel diep gaan peilen. Ze gingen begrijpen wat God even daarvoor tegen Satan had gezegd.

Bij het elkaar aanzien, wisten ze dat hun huwelijk, ondanks moeiten die zouden komen, in stand gebleven was. Ze mochten samen toch in liefde verder gaan en kinderen krijgen. Zelfs hebben ze begrepen, daar had de HEER voor gezorgd dat één van die kinderen zou zijn, Hij die het in hun plaats, wél van Satan zou winnen, Hij, die de eeuwige dood, die zíj verdiend hadden, in eeuwig léven zou veranderen.

Daarom gaat Adam nu ook anders naar zijn vrouw kijken. Wat zal hij blij zijn geweest dat te mogen horen: vrouw, ik noem je voortaan Eva! Waarom? Daarom: zij is de moeder geworden van alle levenden. Van allen, die door een waar geloof bij Christus, de eens beloofde Messias, zijn ingelijfd en al zijn weldaden aannemen!

Daarna werden de vijgenbladeren vervangen door dierenvellen. Ander kledingaanbod was er toen nog niet. Ze hadden ervaren dat het voelen van naaktheid met zonde te maken had. Dat zou dus blijven.

Nu ging de HEER zelf hen kleden als beginpunt voor alle kleren die gedragen zouden gaan worden. Met een gerust en veilig gevoel konden Adam en Eva, en wij met hen, aan de slag gaan. De kleren werden een genadecadeau.

Dat mooie is naar jou en mij toegekomen omdat de Heiland voor ons naakt aan het kruis heeft gehangen. Wat moet dat een zwaar deel van zijn lijden zijn geweest! Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn kleren onder elkaar!

VI Weggestuurd uit de tuin van Eden

Toen in Genesis 1 de schepping van de mens aan de beurt kwam, stond erbij laten wij mensen maken. De nadruk valt dan op God, de Drie-enige; Vader, Zoon en Heilige Geest. Het wordt een gemeenschappelijk overleg, omdat de mens deel gaat uitmaken van wat echt bij deze God mag gaan horen.

Door de zonde kwam de mens los van God. Maar… er kwam weer hoop! Opnieuw zal het over de mens gaan. Kijk, nu staat er wéér dat meervoud. Lees maar: toen dacht God de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden. De Drie-enige gaat de zorg voor de gevallen mens op zich nemen en uitwerken wat Hij aan de mens had toegezegd. Er volgt nu iets moeilijks, dat geleerden ook niet helemaal begrijpen! Er staat dat de mens na de zonde aan God gelijk werd omdat hij kennis van goed en kwaad had gekregen. Zou het toch zijn: weten wat het wél en niét zonde is. Of zou het kunnen zijn dat de mens in plaats van te luisteren naar wat Gods wet zegt, zélf gaat uitzoeken wat goed of kwaad voor hem is?

God wil dat voorkomen. Adam en Eva zouden het de beste oplossing vinden gewoon in de tuin van Eden verder te leven. Zij zouden dat goed gevonden hebben. Maar dat was nu juist niét goed!

God weet beter! In de tuin blijven, met middenin die levensboom zou levensgevaarlijk worden. Die boom, eens als een glans geplant voor gehoorzame kinderen, zou voor de mensen betekenen, en voor heel zijn nageslacht, dat er nooit meer een eind zou komen aan het door de zonde moeilijk geworden leven. Je leest dan ook in vers 22 verder de gedachte van God de HEER: nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.

Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zíj moesten de weg naar de levensboom bewaken. Dát klinkt streng! Toch spreekt er Gods liefde uit!

Die prachtige tuin van Eden, waar de mens aan zijn opdracht begon, zou bij het toenemen van het aantal mensen steeds verder uitgebreid worden. Op den duur zou Eden de hele aarde beslaan. De tuin die God had aangelegd voor Adam was een stukje hemel op aarde. Was de mens niet tot zonde gekomen dan zou heel de aarde hemel zijn geworden.

Nadat Adam en Eva verdreven waren werd dat beginstuk leeg. Een heilige grond zonder kerkvolk. De toegang moest zelfs bewaakt worden, geen onheilige werd toegelaten. Het was streng verboden toegang.

Maar waarom liet God die tuin dan niet verdwijnen als toch niemand naar binnen mocht? Daar moet God beslist een bedoeling mee hebben gehad.

Het paradijs met die dreigende cherubs verdween niet direct, zo kunnen we uit de Bijbel opmaken. Hoelang die er nog gebleven is weten we niet. Een jaar? Of misschien tot de zondvloed? Onbekend dus!

Maar, zolang die tuin er nog was kon een preek gehoord worden zonder woorden. Nu de mens dat paradijs op een afstand zag, herinnerde hij zich heel goed die blije belofte, dat eens de strijd met Satan gewonnen zou worden door de Messias, die uit hun eigen nageslacht geboren zou worden. Ook wist de mens dat de levensboom er gelukkig nog ónaangeroerd stond. Dat alles in zijn geheel, dat God nog een tijd zo gelaten had, mag je best een sacrament noemen uit het Oude Testament. Weet je waar het naar toe wees? Naar een nieuwe tuin van Eden; zonder het bord: verboden toegang.

Maar, voor het zover was moest er nog heel wat gebeuren. Dé oplossing kwam! Adam en Eva werden door eigen schuld uit het paradijs verdreven. Gods Zoon, de Messias liet zich helemaal vrijwíllig uit het hemels paradijs verdrijven om het op aarde weer goed te maken tussen de mens en zijn Schepper, om de deur naar het verloren paradijs weer open te krijgen. Voor ieder die gelooft is er weer een heerlijk uitzicht!

De eerste tuin van Eden komt in vernieuwde glorie weer terug. Voor ieder liggen de kleren klaar, maar wel andere, dan eerst. Bruiloftskleren van zuiver, stralend linnen; omdat ze in Christus’ bloed gewassen zijn. In Openbaring lees je verder ook: gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom (daar is die boom weer terug!) beschikken. In Openbaring 2 vers 7 staat dan ook: wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat. Een levensboom, zo staat in het 22ste hoofdstuk van Openbaring, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht.

Maar zij, die over de levensboom mogen gaan beschikken zullen de tuin, hier in hoofdstuk 22 vers 14 de stad genoemd, door de poorten binnengaan. Johannes zag vanaf Patmos, en wij mogen het zien door zijn ogen: een vernieuwde hemel en een vernieuwde aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is niet meer. Geen waterstroom dus die de gemeenschap en harmonie kan tegengaan.

De Bijbel eindigt met een ernstige waarschuwing, en die hebben we allemaal nodig: als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn.

Hij, Jezus Christus, die van deze dingen getuigt, zegt: ja, ik kom spoedig!

Door Gods Geest leren ouderen en jongeren zeggen: amen. Kom, Heer Jezus! De genade van onze Heer Jezus zij met u allen.

Het begin en het einde van de Bijbel horen bij elkaar. Het is een boek uit één stuk!

Tot slot Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden

I In zes dagen

Heel duidelijk zegt de Bijbel: God schiep hemel en aarde in zes dagen. Israël hoorde dat rechtstreeks uit Gods mond, kort nadat ze hun kamp bij de berg in de Sinaïwoestijn hadden opgeslagen.

’s Zondags horen we diezelfde wet in de kerk. In de kérk gaat je hoofd daarbij bijna als vanzelf op en neer. Maar… in contacten met hen, die daar anders over denken ga je dat onderwerp liever uit de weg!

Momenteel is in verband hiermee een opkomende stroming die plotseling veel aandacht trekt. Er worden vraagtekens gezet bij de evolutietheorie. Niet dat die leer aan de kant wordt geschoven! Maar wél krijgt die theorie geen gelijk als beweerd wordt dat alles bij toeval is ontstaan. Ze zeggen helaas niet: die evolutie weg en daarvoor Genesis 1 in de plaats.

Maar wél dat er bij het ontstaan van leven een ontwerp moet zijn geweest. Want er kan zo maar geen leven komen uit dood materiaal. Ook niet dat er ineens dieren en planten tot ontwikkeling zijn gekomen. Daar moet, zo wordt beweerd, een “ bewust ontwerp” of Intelligent Design (afgekort tot ID) achter hebben gezeten. Wie achter dit ontwerp zit wordt minder belangrijk gevonden. In deze visie wordt een oerknal of meteorietinslag niet uitgesloten als ontstaansreden van de aarde. Jammer dat deze nieuwe stroming God niet erkent. Ze komen dan ook niet tot het vaststellen dat Genesis 1 wel eens gelijk kon hebben en dat God de Schepper de ontwerper moet zijn geweest.

Zo zie je dat er in de wereld van de wetenschap heel wat gaande is.

Denk hierbij eens aan de jonge Daniël. Hij werd met zijn drie vrienden weggevoerd om dienst te doen aan het hof van de koning van Babel. Allerlei krachtvoedsel werd hun voorgezet. Ze moesten er zo mooi mogelijk uit gaan zien om inderdaad aan dat hof een plaats te krijgen. Maar er zat eten bij dat God de HEER verboden had.

Daniël zei: jongens, dat eet ik niet! We moeten de HEER meer gehoorzaam zijn dan die Nebukadnessar. De vrienden waren het met hem eens.

Denk niet te gemakkelijk over dat moedige verzet. God heeft het beloond. Lees die geschiedenis maar na in Daniël 1.

II De rustdag een zegen

Nu de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen zou dan eigenlijk het vierde gebod ook niet veranderd moeten worden? Daarin staat toch de zevende dag?

Kijk eens goed wat er staat! Er staat niet: zes dagen moet u werken, maar de laatste dag is een rustdag. Dat zou inderdaad voor ons de zaterdag zijn.

Er staat wat anders; er staat niet de laatste dag, maar de zevende dag. Ik hoor je al zeggen, wat maakt dat nou uit. Met een voorbeeld wordt dat duidelijk.

Een verpleegster kan zeggen: om de zes dagen heb ik een vrije dag. Dat betekent dat ze elke zevende dag vrij heeft. Zeg nu zelf, dat hoeft toch niet te betekenen dat die vrije dag per se op zaterdag valt? Dat kan evengoed de donderdag zijn. Zo moeten wij ook naar het vierde gebod luisteren. Elke keer geeft God om de zes dagen een sabbat, een rustdag. Dat is precies hetzelfde als: op elke zevende dag geeft Hij die. Dat zou de woensdag of de donderdag kunnen zijn. Nee, het is de zondag. We weten wel waarom. Daar hebben we het eerder al over gehad: de dag van Christus’ opstanding.

God heeft dus op de Sinaï het vierde gebod zó geformuleerd, dat het, zonder veranderd te moeten worden, vroeger dienst kon doen en ook vandaag nog.

Nu het ging over het wel of niet veranderen van het vierde gebod, zitten we misschien ook met die slaven en slavinnen in de maag. Toch moeten we er ook niet moeilijk over doen. Met zulke termen voelen we ons nog verbonden aan vroeger.

Maar, dat je slaven en slavinnen op zondag niet voor je moet laten werken blijft gelden. Jij werkt ’s zondags niet, maar dat laat je een ander ook niet voor je doen. Nou, zeg … natuurlijk niet!!

O, nee? Denk eens goed na. Als jij de radio of de TV op zondag aanzet, zijn daarbij heel wat van je slaven betrokken. Programmamakers, technici, en vul zelf de rij maar aan om luisteraars en kijkers van dienst te zijn.

Laat ik mijn oog nu juist vallen op het woord huisregels. Nee, ik lees dat niet in een gemoderniseerde uitgave van het boek Leviticus. Het is ook niet afkomstig van joodse rabbi’s. Daarover ging het in een synoderapport waarin de rust van de zondag aan de orde kwam. Onder die huisregels viel ook de rustverstoring bij het gebruik van media en werden genoemd: computer, internet, TV en muziek.

Dat kwam mij eventjes goed van pas met mijn geschrijf over slaven en slavinnen! Van mij had er ook wel bij mogen staan: het huiswerk voor school komt op zaterdag af! Maar ja, ik ben geen synodelid!

Nu iets anders.

Dat volk Israël moet het niet gemakkelijk hebben gehad met al die wetten en voorschriften. Wat moesten ze op de sabbat goed uitkijken of er misschien iets mis zou gaan. Is dat wel zo? Of hebben de Farizeeën en de schriftgeleerden, die we kennen uit het Nieuwe Testament, schuld aan die verkeerde gedachte?

Tegen de tijd dat Mozes zal sterven houdt hij nog een lange, indrukwekkende toespraak. Daarin kreeg Gods volk ook te horen: de geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen.

Zo gaat dat nog even door, met als besluit: Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.

Dus niets hoeft de vreugde van de sabbat in de weg te staan. De dagelijkse arbeid op de akker komt stil te liggen; de kinderen hebben vrij. Ook het personeel. Voor de ploegschaar en ander materieel zijn op de sabbat geen trekdieren nodig. Verder moest op de dag vóór de sabbat alles klaar zijn wat op de sabbat nodig was aan eten en drinken. Brandhout verzamelen om het eten te bereiden hoorde daar natuurlijk bij!

Maar nu dat verhaal uit Numeri 15, dat met vers 32 begint. Daar treffen Israëlieten een man aan die op de sabbat hout aan het sprokkelen is. Natuurlijk was dat hout niet bestemd om met zijn kinderen een spelletje te doen. Nee, die man stelde Gods sabbat niet op prijs. Aan vreugde om bevrijding had hij geen behoefte. Maar… daarvoor gedood te worden is toch niet niks!

Deze man zondigde opzettelijk. Iets eerder in Numeri gaat het over onopzettelijk en opzettelijk zondigen. Is er sprake van ongeluk of iets dat daarop lijkt dan oordeelt de HEER heel mild.

Maar… als iemand willens en wetens Gods bevel negeert en dus niet met hart en ziel de HEER wil dienen, dan wordt die persoon gedood.

De doodstraf in het Oude Testament beeldt de eeuwige dood uit als een soort leermiddel. Want… al zou deze sprokkelaar zijn zonde erkend hebben, dan had hij toch moeten sterven.

Achan, die stiekem wat meenam uit de buit van Jericho en oorzaak werd dat de verovering van Ai spaak liep, moest ook gestenigd worden. Jozua kwam voor die terechtstelling met Achan in gesprek, met als slot: Achan belijd je zonde. Deze antwoordt: ik beken dat ik gezondigd heb tegen de HEER, de God van Israël.

De steniging ging door, al zal de eeuwige straf hem niet getroffen hebben. De HEER vergeeft graag. Maar de dood bleef teken!

Achans’ geschiedenis zal in ons geheugen moeten blijven, evenals de dood van die sprokkelaar: de eeuwige dood blijft een dreiging voor hen die het steeds minder nauw nemen met de dienst van de HEER. Dat kan als begin hebben: ’s zondags ongeïnteresseerd naar de kerk gaan.

We vroegen hiervoor wie er schuld hebben gehad dat de sabbat in latere tijd van topdag tobdag werd. Het gaat nu om de tijd van het Nieuwe Testament.

Daarvoor gaan we terug naar de tijd dat Gods volk uit de ballingschap naar Babel op eigen grond was teruggekeerd. De straf van de ballingschap was gekomen omdat ze God de rug hadden toegekeerd en zondige wegen waren gegaan. De verachting van de sabbat had daarvan het grootste deel uitgemaakt. Zo’n ballingschap zou nooit meer mogen gebeuren. Daarom hamerden de rabbi’s en de Farizeeën, de voorgangers in die tijd, erop de wetten opnieuw stipt na te komen. Om niet te gemakkelijk tot overtreding te geraken maakten ze er honderden bepalingen bij, vooral ten aanzien van de sabbat. Op die dag mocht beslist niets misgaan.

Een paar ervan schrijven we neer: bloemenplukken mag niet, dat is maaien. Die bloem in een vaas zetten, ook niet, dat is een soort zaaien. Een haar uit je hoofd trekken is even zondig als het scheren van een schaap op sabbat. Een wetsgetrouwe jood gebruikte daarom op de sabbat geen kam! Stel je voor! Dan maar gladstrijken met je hand!

Moest je met een houten been door het leven, dan zat dat wel goed. O wee, als er iets mee was, en je droeg dat houten geval al hinkend op je schouder naar huis! Dat was sabbatschennis!

Ver lopen als het sabbat was mocht ook al niet. Nee, de rabbi’s gaven de lengte aan voor een sabbatsreis. In het Oude Testament vind je daarover niets. Maar het is zo ingeburgerd dat je in Handelingen 1 leest over de Olijfberg die op een sabbatsreis afstand van Jeruzalem ligt.

Zo werd de sabbat voor Israël een zware last, vol angst en tobberij. Je begrijpt nu des te meer Christus’ liefde als Hij zegt: Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven.

Daarom heeft de Heiland juist op de sabbat mensen genezen en zo laten zien dat de sabbat een feest is; een feest van bevrijding!

Niet één bepaling van de wet van Mozes zou in strijd zijn met wat de Heiland deed, ook op de sabbat. Maar de joodse voorgangers hadden hun oordeel meteen klaar: deze is een sabbatschender! Wat heeft onze Heiland veel te verduren gehad! Toch ging Hij met Zijn reddingswerk door tot het bittere einde!

Wat een rijkdom dat wij mogen weten wat ons die zondag waard is! Los van onze dagelijkse besognes blij zijn in de HEER en voedsel te krijgen in de kerkdiensten om de werkweek verfrist weer aan te kunnen!

Zelfs mogen we door de kracht van de Geest in ons leven nu, de eeuwige sabbat al beginnen! Je weet toch wat dat inhoudt? Vechten tegen lelijke dingen die telkens weer bij je opkomen! Satan kan er wat van! En zelf koester je ze ook nog! Vechten dus. Verder je hart wijd openzetten voor je hemelse Vader, die door zijn Geest je steeds wil helpen echt kind van Hem te zijn.

III In relaties Hem dienen

Nog wat dat op je af gaat komen. Er is vastgesteld dat jongelui, vooral in de omgang met leeftijdsgenoten, het heel moeilijk zullen krijgen als het gaat over het ontstaan van alle dingen, de schepping. Wat zal er meewarig op jullie neergekeken worden als je zegt dat je gelooft wat daarover in de Bijbel staat.

Maar… misschien ga je het nog moeilijker krijgen als het gesprek over seks gaat. Ze kunnen zo maar de vraag op je afvuren, ook al ben je net vijftien, of je al met een vriendje naar bed bent geweest. Zeg je nee, dan is er grote kans dat je uitgelachen wordt. De jongen kan het net zo vergaan. Je moet toch mee kunnen praten!

Je telt pas echt mee in de wereld van nu, als je durft te leven, en van alle markten thuis bent.

Je kunt op straat gratis advies krijgen: joh, je moet in de late uurtjes de TV aanzetten. Je weet niet wat je ziet! Voor internet heb je zelfs geen advies meer nodig.

Als wij als ouderen alles te horen krijgen wat er al zo speelt in de wereld van vandaag, dan zeggen we: de verleidingen die nu op de kerkjeugd afkomen hebben wij niet gekend! Daar kunnen we wakker van liggen!

Pas nog was er een praatprogramma mee te maken van ouders, van wie hun kinderen nog niet lang geleden de lagere school hadden verlaten.

Het onderwerp: seksuele voorlichting met als uitgangspunt, zonder dat het hardop gezegd werd: samen naar bed gaan staat los van het huwelijk. Allerlei vragen schoten de zaal door.

Heb jij je dochter nog niet eens op het bestaan van de pil gewezen? Straks zit je met de gebakken peren! O, zegt een vader, ik zocht pas in de kast van mijn zoon naar iets dat ik kwijt was. Ik zag iets wat ik niet thuis kon brengen, al kreeg ik wel een vermoeden. Ik heb het maar gauw weer tussen z’n blouses gestopt.

Er waren vast ook ouders bij die eens hun kinderen ten doop hebben gehouden. Ook zijn ze hun geloof niet kwijt. Maar als je preken hoort die de kern van de Bijbel niet meer raken en bevrijding in plaats van verzoening doorgeven, dan zoekt men naar eigen dwaze wegen.

Die ouders kwamen met hun adviezen aan de jeugd niet verder dan dat ze er niet té vroeg mee moeten beginnen. Ook niet dat ze al direct met seks moeten beginnen. Een beetje vastigheid moet er wel zijn. Anders gaan ze straks weer met een ander op vakantie.

Toen de jonge Samuël door God geroepen werd diende hij de HEER onder de hoede van Eli. Die zonen van hem konden er wat van; ze eigenden zich van alles toe. Maar verboden seks was hun ook niet vreemd. Ze sliepen met de vrouwen die dienst deden bij de ontmoetingstent. Vader Eli zei er wel eens wat van, maar verbieden deed hij het niet.

Dan krijgt Eli te horen: jij wist dat zij God minachtten, maar je hebt ze niet terechtgewezen. Straf bleef niet uit. Ik denk dat tegenwoordig veel ouders op Eli gaan lijken en dat zelfs normaal gaan vinden. Fijn, als jullie van die ouders zijn!

Paulus moest destijds ook vechten tegen deze dingen. In de brief aan de Korintiërs wordt duidelijk dat vooral op seksgebied veel zonden heel gewoon waren. Men had gehoord dat van Christus alles mocht als je het maar in Hem doet. Nee, de zonde mocht niet de baas zijn in je leven, dat natuurlijk niet!

Ze redeneerden zo: waarom mag je wel genieten van eten, dat lekker is voor je maag, maar niet van seks die een lager deel van je lichaam bevrediging geeft. Het lichaam is toch maar lichaam! Je geest, je ziel is toch voor de HEER; dáármee dien je Hem toch!

Daarop heeft Paulus zijn antwoord klaar, al is het wel wat ingewikkeld. Hij zegt: Het voedsel is voor de buik en de buik is er voor het voedsel. God zal aan beide een eind maken. Nu heeft men wel gedacht dat Paulus hiermee bedoelt dat er op de nieuwe aarde niet meer gegeten zal worden. Maar dát is hier niet aan de orde. Korintiërs, luister, eten is een dagelijkse bezigheid. Als je sterft en je wordt begraven, is eten niet meer nodig. Je lichaam, ook je maag verteert.

Maar dan gaat hij verder: het lichaam is niet om er ontucht mee te doen. Het is voor de HEER en Hij is er voor het lichaam.

Mensen, denk nu maar niet dat die sekszonden, als je eens sterft tegelijk met je lichaam ook gaan verteren. Die gedane zonden gaan verder dan het graf. Ze blijven in Gods gedachten en zullen op de oordeelsdag meetellen. Doe ze weg uit je leven! Zie 1 Korintiërs 6: 12-20.

We halen hier gauw Johannes bij! Deze schrijft in zijn eerste brief: Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf. Dat geldt ons allemaal, de jongeren maar ook de ouderen. Gelukkig zegt hij er direct achter: Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.

Maar, wat gaat Johannes nú zeggen? In hoofdstuk 3 vers 9 lijkt hij zichzelf finaal tegen te spreken. Hij schrijft dit: Wie uit God geboren is zondigt niet. En even verder: Hij kán zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren. Wat moet je daar nu mee?

Kort gezegd betekent het dit: je maakt van je zondigen geen bedrijf. Nooit zal een kind van God zondigen vanzelfsprekend vinden. Elke keer zeg je: weg er mee; ik wíl niet dat zondigen bij mij hoort. Met Gods hulp blijf ik er tegen vechten!

Nog niet lang geleden werden een paar vriendinnen op straat aangesproken. Het ging om een interview. Ze hadden juist ’s zondags nog een preek gehoord over het zevende gebod.

“Mag ik jullie een vraag stellen?” ”Jawel hoor!” “Zijn jullie al eens met een jongen naar bed geweest?” Net of dat de gewoonste zaak van de wereld is!! “Nee hoor, daar wachten we mee tot we getrouwd zijn.”

Wat een voorrecht om lid te zijn van een kerk die de rechte weg wijst. Dat brengt vrede en echt geluk!

Niet samen naar bed, voor je getrouwd bent. Dat is de weg die de Bijbel wijst. Lichamelijke vreugde pas als je weet van echte liefde voor elkaar en samen liefde voor de Here. Daarom is het broodnodig elkaar door en door te leren kennen. Liefde moet groeien.

Heb je het voor elkaar over, om Gods wil, bij de steeds inniger wordende liefkozingen, niet over de grens te gaan?

Bij zo’n voorbereiding gaat de huwelijksdag pas echt een feest worden.

Maria, de verloofde van Jozef, ze waren al in ondertrouw, laat ons een duidelijke les na. Toen Gabriël haar in Nazaret bezocht en haar vertelde dat ze zwanger zou worden en een zoon zou krijgen, de beloofde Heiland, vroeg ze aan de engel: hoe zal dat ooit gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad! Een spiegel voor jongelui!

Niet alle meisjes en jongens trouwen! Verlangens blijven onvervuld: HEER, waarom? Toch heeft God daarmee een bedoeling. Welke? Kom er maar eens achter! Op aarde waarschijnlijk nooit! Veel stil verdriet. Jongens lopen joú voorbij. Ook zijn er die een zware beproeving mét zich dragen. Hún verlangens moeten aan de kant! Wat een strijd kost dat!

Maar zij zijn niet minder dan anderen; al gaan ze bij velen voor minder vol door. Maar dat moeten ze zelf ook niet gaan denken. Dat mag niet!

In het leven bij de opstanding, zegt de Bijbel, trouwt men niet. Toch zullen mannen en vrouwen in heerlijkheid zijn. Christus was geen “mengsel”. Nee, Hij was als een mannelijke zoon van Maria geboren en zo ook besneden. Christus is zo ook naar de hemel gegaan. Zo zullen ook wij ons man of vrouw zijn niet verliezen.

Wanneer er in de hemel grote vreugde en heerlijkheid genoten wordt zonder huwelijk, dan moet op aarde door Gods Geest genoeg kracht te krijgen zijn om het leven zonder huwelijk vruchten te laten dragen. Vruchten voor Gods grote toekomst, die Hij zijn kinderen belooft. Een extra.

Het huwelijk is de hemel op aarde niet, want de hemel op aarde gaat nog komen!

De eerste drie hoofdstukken van Genesis leren ons veel. De wereld om ons heen kijkt vaak meewarig op ons neer. Psalm 119: 38 laat ze stil doorgaan met hun gepraat! Daarin staat: Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, ik ben er eeuwig mee verbonden!

Er staat niet dat ik knapper of intelligenter word dan mijn leraar of docent. Het heeft eigenlijke niets te maken met of ik wel of niet goed kan leren.

Maar de wijsheid die de Heilige Geest mij geeft, zal van mij een verstandige meid; een verstandige jongen maken.

Vervolg van:

He …jij daar! Samen praten over Genesis 1 t/m 3

Het doet ons terugdenken aan al het moois, dat God na zijn zesdaagse scheppingswerk, aan de zevende dag, de sabbat verbonden heeft. De sabbat van nu, die we na de opgestane Christus dus op de eerste dag van de week vieren, is dan ook onverbreekbaar verbonden aan de sabbat van het begin. Al die voorschriften , die Mozes op de berg te horen kreeg, hebben tot de komst van de Messias hun dienst gedaan en konden verdwijnen. Maar het gedenken van de sabbat kreeg een vaste plaats in Gods wet, die we elke zondag in de kerk horen voorlezen.

D – Aandachtspunten

Na wat gezegd is volgen nu vier dingen die aandacht vragen.

1

Bij de zes scheppingsdagen lees je telkens: het werd avond en het werd morgen. De eerste, de tweede… dag. Maar die toevoeging is niet te vinden bij de zevende dag. Nu kan, en wat is dat mooi, de rest van de wereld die een andere dagindeling heeft Gods voorgeschreven rust vieren op de dag, die bij hun schema past, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.

2

Bij de schepping van de vierde dag staat in vers 14: er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Dat is de zon, zoals we wel weten, voor de ronddraaiende aarde. En verder: ze moeten de seizoenen aangeven. Ook ons bekend: de ronddraaiende aarde maakt in een jaar een baan om de zon. Terwijl de maan aansprakelijk is voor de duur van de maanden, januari, februari… en ga zo maar door. Maar… geen enkel ster of planeet geeft de duur van de week aan. De week is rechtstreeks uit Gods hand gekomen. Een trouwe zorg, waar de mens wel bij vaart! Tenminste als hij er een christelijke invulling aan geeft.

3

In de Bijbel hebben de dagen geen naam, maar een getal. De zevende dag wel met zijn naam sabbat. Deze dagtelling heeft de kerk losgelaten en is meegegaan met de benaming die eeuwen geleden algemeen is aanvaard. Gods dagen werden genoemd naar Germaanse afgoden. Zon en maan als afgoden vereerd dienden als aanwijzing voor de zondag en de maandag. Met het noemen van de volgende afgoden vind je er direct de rest van de dagen in terug. Dit zijn ze: Tiwaz, Wodan, Donar, Freia en Saturnus.

4

Er wordt wel gezegd dat niet met zekerheid te zeggen is, of de eens ingestelde sabbat in de beginperiode van de geschiedenis gevierd is. Men stelt, dat het begin ervan pas te vinden is wanneer Israël in de woestijn Gods wet ontvangt vanaf de Sinaï. Dit staat beschreven in Exodus 20. Dat er vier hoofdstukken eerder, in Exodus 16, al sprake is van rusten op de zevende dag, wordt niet over het hoofd gezien. Ze noemen het zoiets als een voorproefje op wat later zal volgen bij de wetgeving.

In Exodus 16 wordt de jullie bekende geschiedenis van het manna beschreven; het brood dat de HEER te eten gaf. Dit manna moest elke dag opnieuw, naar behoefte, verzameld worden. geen gegraai voor meer dagen. Nee, Gods volk moet erop vertrouwen dat hun hemelse Vader dagelijks zou blijven zorgen. Maar, dan staat er toch heel gewoon als was het vanzelfsprekend: op de zesde dag verzamelden ze een dubbele hoeveelheid. Dat werd door sommigen aan Mozes verklapt. Maar het antwoord was: de HEER heeft dit zo bepaald. Morgen is het de dag van rust, een heilige sabbat ter ere van de HEER.

Als je dit alles leest dan lijkt het evengoed waar te zijn dat de sabbat als rustdag wel bij Israël bekend was.

Er is trouwens in het boek Genesis wel vaker sprake van een termijn van zeven dagen.

Neem nu de zondvloed die besproken wordt in de hoofdstukken zes, zeven en acht van Genesis.

We lezen eerst van het stijgen van het water tot zelfs de hoogste bergen in het water verdwenen waren. Daarna dacht God weer aan Noach en aan wat verder in de ark was en vloeide geleidelijk het water weer weg van de aarde. Na veertig dagen liet Noach een raaf los, om op de hoogte te komen van de waterstand op dat moment.

Deze sterke vogel bleek zichzelf te kunnen redden en bleef heen en weer vliegen totdat de aarde droog was. Een duif zou meer houvast bieden. Die kwam wel terug als hij geen geschikt plekje vond om te blijven. En dan lezen we, dat Noach zeven dagen wachtte voor hij weer een duif losliet. En zeven dagen daarna opnieuw. Nu zegt dat getal niet alles, maar opvallend is het wel dat zeven hierbij naar voren komt. Zo springen wij soms ook om met de tijdsduur van een week. Bijvoorbeeld: nee, daar wacht ik een weekje mee.

Bij het einde van de zondvloed nog iets dat in die richting wijst. In Genesis 8 vers 14 staat: op de zevenentwintigste dag van van de tweede maand was de aarde droog en kreeg Noach bevel de ark te verlaten met vrouw en zonen als vanzelf ook de dieren en de vogels.

In die tijd hadden de maanden waarschijnlijk de duur van vier weken. Zou dat waar zijn dan werd de ark verlaten een dag voor de achtentwintigste, wat betekenen zou de dag voor de sabbat. Fantaseer je dan nog verder dan zouden de offers die gebracht werden op het altaar dat Noach uit dankbaarheid bouwde, als vanzelf, na heel dat naar buitengaan, op de avond vallen, waarop in die tijd de sabbat begon. Het blijft een veronderstelling maar, lees je er overheen, dan laat je het bekendmaken van de zevenentwintigste een soort bladvulling zijn.

Nog een “wazig” voorbeeld van het willen ontdekken of er in de tijd van de Genesis de sabbat wel een plaats had in het leven van Gods volk. In Genesis 22 krijgt Abraham de voor hem moeilijke, onbegrijpelijke opdracht Izaäk te offeren. God stelde hem daarmee op de proef. Moest hij dat, om maar iets te noemen achter zijn tent doen, zo maar ineens, dan zou het als proef minder zwaar zijn dan dit offeren na een wat langere tijd. Meer kans voor Abraham er spijt van te krijgen . Daarom krijgt hij te horen dat hem een berg gewezen zal worden; verder van het huis. zou het niet een reden hebben gehad dat juist na drie dagen die berg bereikt werd? Hoe, ook, na zes dagen kon Abraham, nadat hij de proef had doorstaan, samen met zijn Izaäk de verheugde Sara weer ontmoeten. Er hoef dus geen sabbat mee gemoeid te zijn geweest. Nogmaals, het geeft geen zekerheid maar wel oefening de Bijbel grondig en liefdevol te lezen.

In Genesis 29 vers 27 lees je ook nog over een bruiloftsweek en in Rechters 14 vers 12 geeft Simson een raadsel op waarvoor ze zeven dagen bedenktijd krijgen.

E – Onze zondag

Hiervoor hebben we gezien hoe de sabbat overging naar de zondag. Ook kwamen nog wat aandachtspunten aan de orde. Maar nu het feestelijke van de zondag zelf!

Op die dag mogen we ons door God van ons leven laten zegenen. Paulus wist daarvan en kon er niet over zwijgen bij het schrijven van zijn brieven. Wat heeft hij zijn krachten gegeven tot gemeenteopbouw.

Wanneer onze kerkdienst begint met: genade zij u en vrede van God, onze Vader en van de Here Jezus Christus, dan komt dat rechtstreeks van Paulus. Kijk zelf maar. Het staat er precies zo in zijn eerste brief aan de Korinthiërs 1 vers 13. Ook bij het weer naar huis gaan kunnen we Paulus “uitgedachte” maar geïnspireerde, zegen op ons gelegd krijgen, 2 Korinthiërs 13 vers 13.

Er is nog veel meer over het werk van Paulus door te geven. Ook de brieven die hij schreef aan Timoteǜs en Titus. Daarin staat: dan weet je, hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.

Die brieven worden genoemd: pastorale brieven. Je leest er het woord pastor in, waarmee soms ook bij ons de dominee bedoeld wordt. In die pastorale brieven staan allerlei raadgevingen voor de praktijk van het kerkelijk leven.

Lees ze zelf maar eens goed door dan zie je hoe we aan onze herders, leraars ouderlingen en diaken gekomen zijn. Wat een zorg heeft Christus aan zijn bruid, de kerk, besteed! In de kerk kunnen we onze dank en blijdschap uitzingen! Ja toch? En verder door gebed, preek en dank mogen we stromen van kracht ontvangen voor de rest van de week.

De overgang van sabbat als zevende dag naar de zondag, de dag van de opstanding van onze Here Jezus Christus is niet van de ene op de andere week tot stand gekomen. Zo’n grote ingreep heeft tijd van ernstige overweging nodig. De kerken moesten er naartoe groeien.

Voor de christenen uit de Joden was de stap wel heel groot. Toch is op den duur de vervanging van de oudtestamentische sabbat tot stand gekomen. De Bijbel laat ons dat zien in Handelingen 20 vers 7. Daar lees je: op de eerste dag van de week kwamen we bijeen voor het breken van het brood.

Verder is uit de oudchristelijke kerkgeschiedenis duidelijk geworden dat op den duur, de zondag de rustdag is geworden. Een aardig voorbeeld daarvan is dat in het jaar 115 na Christus een apostolische vader Ignatius een brief schrijft aan de kerk in Magnesia, nog niet genoemd in de Bijbel, een kerk in Klein Azië. Daarin schrijft hij over de gelovigen, die eerst leefden onder een oude toestand, de zevende dag, maar tot nieuwe verwachting zijn gekomen en daarom de sabbat niet meer houden, maar de dag van de Here, waarop toch leven tot opbloei komt! Buiten hen kunnen we het toch niet stellen! Heel duidelijk dus: hoewel het even duurde, toch kwam de zondag in plaats van de sabbat van het Oude Testament.

Hoofdstuk 3 – Het paradijs

I De schepping verder uitgewerkt

We gaan nu verder met Genesis 2 vers 4. Als het vluchtig doorleest lijkt het of de schepping opnieuw verteld wordt. Maar in een andere volgorde dan het in het eerste hoofdstuk beschreven staat. Maar hier is wat anders aan de hand. Het hoogtepunt van alles wat geschapen werd was de mens. Dat is ook te zien aan de manier waarop het aangekondigd werd. De Drie-enige God overlegde met zichzelf en dan lezen we dat God zei: laten we mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.

Over die mens zal het gaan in dit Bijbelgedeelte. Je kunt het al direct merken, wanneer in tegenstelling tot het scheppen van hemel en aarde de volgorde verwisseld is. Nu; de HEER maakte aarde en hemel. De aarde is de plek waar de mens met zijn taak zal gaan beginnen.

Maar er is nog een verschil. In Genesis 1 wordt steeds God als schepper genoemd terwijl nu gesproken wordt over God als HEER. HEER is de naam waarmee God zich aan Abram bekend maakte. Zo heeft het latere volk Israël Hem gekend toen het beleed: de HEER, onze God, de HEER is de enige, Deuteronomium 6 vers 4. De HEER die beloften waarmaakt. Nu zou je kunnen denken: dat speelde nog niet in de tijd van Genesis 2!

Het zit zo. Het boek Genesis is geschreven in de tijd dat die naam HEER, in al zijn rijkdom voor al zijn volk bekend was. De schrijver aarzelt daarom niet die latere naam nú al in te vullen. Ook voor Adam en Eva wil de Schepper dezelfde zijn al voor zijn later volk Israël. Weer een bewijs dat het hier niet opnieuw over de schepping gaat.

Neem nu de Bijbel erbij en lees Genesis 2 vers 4 tot 6. Het lijkt of er vlug iets genoemd wordt en zo, dat je je afvraagt of het wel klopt met wat daarover in Genesis 1 gezegd is. Toch klopt het, want de vorm waarin het nu staat geeft juist aan dat het over de mens zal gaan in verband met de taak die hem opgedragen wordt.

Als in vers 5 staat dat bij de schepping van de aarde en de er nog geen enkele struik of plant was, dan is dat de waarheid. Die zijn immers op de derde dag geschapen. Ook had het nog niet geregend, daarvan was toch pas sprake op de tweede scheppingsdag! Opvallend is dan dat er opeens klinkt: en er waren geen mensen om het land te bewerken. Nu begrijp je wat beter dat achter deze manier van zeggen een bedoeling ligt. Want ook als er op de derde dag inderdaad die struiken en planten komen, dan groeien die in het wild. En dat zal niet zo blijven als Adam er zal zijn. En Adam komt er en krijgt te horen dat hij aan het werk moet. Niet alles blijft wildgroei. Adam zal aan akkerbouw moeten gaan doen. In de hoop dat deze ingewikkelde teksten duidelijk zijn geworden gaan we naar vers 7, waar in de schepping van deze Adam nu uitgebreider verteld wordt.

Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit het stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. Eva zal er ook gauw zijn, maar de HEER laat Adam eerst zijn gemis ontdekken.

Om aan Adam een woon- en werkplek te geven legde God de HEER in het oosten, in Eden, een tuin aan. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. Ook worden alvast genoemd de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad, die straks aan de orde komen.

Daarop volgt in de verzen 10-14 de situatietekening van de tuin. Lees het zelf maar na in Genesis 2. Rivieren worden genoemd die de tuin bevloeien, waarvan de vierde de nu nog bekende Eufraat is. Ook dit stukje is door de latere schrijver van Genesis teruggeprojecteerd. Bij de schepping van Adam was er immers nog geen sprake van riviernamen! Evenals de hier genoemde producten, goud, balsemhars en onyx, nog ontdekt moesten worden.

In die tuin van Eden, wij kennen die ook als het paradijs, kreeg Adam zijn taak toegewezen. Hij moest de tuin bewerken en bewaken.

Vervolgens krijgt Adam iets heel speciaals te horen. God had hem niet als een soort robot geschapen, die in zijn genen de erfelijke eigenschap bezat liefde op te brengen voor zijn Schepper. De HEER gaat onderzoeken of Adam, heel vrijwillig nu ook inderdaad Gods evenbeeld zal gaan vertonen in trouw, liefde en gehoorzaamheid. Vrijwillig? Ja, want hij was immers nog niet in zonde ontvangen en geboren? Adam kon nog kiezen tussen ja en nee. Om daar achter te komen stond daar in die tuin ook de zo-even genoemde boom van de kennis van goed en kwaad. En nu werd hem het volgende voorgehouden: Adam, van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je dat wel doet, zul je onherroepelijk sterven!

De naam van die boom moeten we goed dóór hebben. Er is wel gezegd dat, als Adam er van eet, dat hij dan goed zal gaan beseffen wat dat kwaad dan is. Ik denk toch dat je het anders moet zien. Bij die boom moet onze vader Adam er van doordrongen zijn van wat goed en wat kwaad is. Eet ik er niet van dat is dat goed; doe ik het wel dan is dat groot kwaad. Het grootste kwaad dat denkbaar is: in opstand komen tegen de HEER.

Maar eerst moet Adam nog ontdekken dat wat de dieren wél hebben hij nog iets wezenlijks mist.

Daarom lees je in vers 18 van Genesis 2, dat God de HEER dacht: het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. En wat lees je dan? Toen vormde Hij uit de aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels. Dan sta je toch even versteld. In Genesis 1 heb je pas nog gelezen dat eerst de vogels geschapen zijn op de vijfde dag en ook de in het wild levende dieren, net als de mens op de zesde dag, maar wel als eerste! Vóór je als christenjongere ook hierom uitgelachen kunt worden, moet je opnieuw beseffen dat Genesis 2 bedoeld is als een uitwerking van Genesis 1, het scheppingshoofdstuk! Als het nu gaat over dat vormen uit de aarde, dan wordt herhaald het werk van de Schepper, een terugblik dus. Met nú de aanwijzing dat God daarbij het plan had het partnerschap (vrouwelijk en mannelijk) bij de vogels en de dieren te gebruiken als een soort onderwijs voor Adam.

De hierboven genoemde dieren bracht de HEER bij Adam om te zien welke namen hij ze zou geven. Vergeet niet dat Adam met prachtige eigenschappen geschapen was. Hij kende de aard van het beestje van al die dieren. Zo verschillend. Even daar verdergaand, Adam hoefde ook niet te leren praten zoals onze kleuter. Welke taal hij gesproken heeft is niet bekend. Zo weten we ook niets van de door hem gegeven namen. Hoewel het Oude Testament in het Hebreeuws is geschreven, was het niet de taal van Adam. Deze onbekende taal werd tot de zondvloed gesproken. Want in Genesis 11 lees je: ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken om dan in vers 9 van dat hoofdstuk te lezen: zo komt het dat die stad Babel heet, want dáár bracht de HEER verwarring in de taal, die op de hele aarde gesproken werd.

Terug naar Adams naamgeving. God komt tot zijn doel: maar…Adam vond geen helper die bij hem paste.

Toen liet God de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en Hij bracht haar bij de mens.

Wat Adam nu voor zich ziet, reikt ver uit boven wat de dieren beleven aan het hebben van dat dier, dat bij hém past. Al kunnen er vogels of dieren zijn die als mannelijk en vrouwelijk bij elkaar blijven, dan haalt het niet bij wat Adam in Eva ziet. De koe, met haar uiertepels, wordt door de stier met zijn mannelijk orgaan, als het dier dat bij hem past, wel opgemerkt. Maar hoe haar aard en aanleg zijn, is voor hem van geen enkel belang. Als ze maar gewillig is, met voor beide dierlijke voldoening, om gedekt te kunnen worden. En, als het lukt wat jongs voort te brengen. We pakken met dit zakelijke praatje, maar figuurlijk bedoeld, de koe maar eens bij de horens!

Terug naar Adam. Hij ziet in Eva een vrouw, een bondgenoot van wie hij sterkte kan verwachten en daarom in de eerste plaats bij hem past. Dat bij elkaar brengt geluk en blijdschap. Dán mogen ze ook, God maakte dat zo, lichamelijk in elkaar passen. Gemeenschap met elkaar hebben, zo noemt de Bijbel het, dat is dan ook alleen door de HEER bedoeld op de basis van een geestelijke eenheid. Dat kan alleen echte bevrediging geven. Daarom zingt Adam verheugd de eerste Bijbelpsalm.

Eindelijk één gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.

Hierop volgt als gevolgtrekking: zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt.

Het wordt afgesloten met de constatering, dat beiden naakt waren, Adam en zijn vrouw…maar ze zich niet voor elkaar schaamden. Er heerste letterlijk gaafheid.

II De tuin van Eden

De tuin van Eden was de plek die Adam en Eva kregen toegewezen. Het paradijs noemen we het ook wel. Adam kreeg de opdracht om die te bewerken en er over te waken. We moeten er voor oppassen te denken dat die twee in een sprookjeswereld terecht zouden zijn gekomen. Ook omringde hen geen prettige vakantiesfeer. Adam moest de aarde in cultuur brengen. Hij moest akkers aanleggen en verschillende gewassen kweken. Ook zullen de door God geplaatste aanlokkelijke bomen met heerlijke vruchten verzorging nodig hebben gehad. Verder waren er planten die in het wild groeiden. Sommige met scherpe dorens. Ook groeiden er distels. Dié waren natuurlijk ook geschapen; maar goed en mooi in hún soort. Best mogelijk dat Adam die bij zijn werk moest verwijderen als hij op de akker bezig was. Toch bedierf het zijn vreugdevolle arbeid niet. Dat werd wel anders ná de zondeval. Toen zei de HEER: vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan. Toen werden die dorens en distel een ware obsessie voor landbouwer en tuinier!

In de tuin van Eden was er niets dat de arbeidsvreugde bedierf. Het leven van het eerste echtpaar was gelukkig in volle diepte. Voorwaarde was: niet van de boom van de kennis van goed en kwaad eten. Dan zou hij, Adam, want tegen hem had God, de HEER dat gezegd, onherroepelijk sterven. Anders gezegd: Adam kreeg de belofte van het eeuwige leven. Dat geweldig heerlijke werd niet tegen de planten en dieren gezegd. Als de Heiland later spreekt over zijn dood dan neemt Hij als beeld een gewas uit de akkerbouw en zegt: Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel. Maar wanneer het sterft draagt het veel vrucht. Dat heeft Adam natuurlijk óók geweten.

Zo ook met de dieren. Een spin zou niet eeuwig in zijn web zitten. Hetzelfde gold ook voor de andere dieren. Het eeuwige leven, dat was voor Adam en Eva verweven met het kennen van de Drie-enige God. De planten en de dieren vallen daarbuiten! Na de zondeval, toen het offer van Christus nodig was bad de Heiland tot zijn Vader: het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en nu met deze aanvulling, en Hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.

Veel meer over die tuin van Eden kan er niet gezegd worden. Daar staat in de Bijbel weinig over te lezen.

Allerlei gedachten daarover zijn er wel. Pas na de zondeval zullen de dieren wel wild geworden zijn! Ook is er de vraag of de grote zeedieren eerst van planten geleefd hebben. Ook: de leeuw en de tijger, moeten vroeger een ander gebit hebben gehad, want ze zullen als voedsel geen dieren gevangen en gedood hebben.

De Bijbel zegt dat God de dieren naar hun aard geschapen heeft en dat het goed was! Daarbij was dan ook de manier van zich voeden inbegrepen.

Lees zelf eens die prachtige Psalm 104. Daar vind je de schepping in liedvorm terug. Tegelijk zie je dan ook in vers 21 staan: de jonge leeuwen gaan uit op roof brullend vragen zij God om voedsel.

Er valt nog veel over dit alles na te denken. Teveel fantasie moet niet! Gewoon: de Bijbel lezen en bestuderen; dat geeft licht op ons pad!

Bij mij komt een vraag naar boven. Als vóór de zondeval roofdieren vanwege hun aanleg kleinere dieren gedood hebben, om er zich mee te voeden, heeft dat dan misschien geen pijn gedaan? We zullen er in dit leven wel nooit een antwoord op krijgen.

III De val in zonde

In onze taal weten we van volledige en beknopte zinnen “Vooruit, jij naar huis!” is er één van dat laatste soort. Bij het horen van zo een zin vul je in gedachten zelf in wat er aan ontbreekt. In ons voorbeeld is er één die wat over een ander te zeggen heeft. Die ander wordt, omdat hij wat verkeerds gedaan heeft, naar huis gestuurd.

Ga je nu Genesis 3 lezen, dan krijg je met iets dergelijks te maken. Het gaat dan niet over een beknopte zin, maar een beknopt verhaal.

We lezen in dat hoofdstuk: van alle in het wild levende dieren, die God de HEER gemaakt had, was de slang het sluwst.

Staat die zin daar omdat God voor het scheppen van die slang nog opnieuw aandacht vraagt? Dat kan gewoon niet waar zijn, want wat er op volgt is vreselijk kwaadaardig. Zou de vrouw er aardigheid in gehad hebben nog eens wat door te praten over dat gewiekste dier? Ook al niet. Zij mag met Adam ook over dit dier heersen. Nou, dat heeft er weinig van weg als ze straks die dierlijke, maar tegelijk menselijke stem gaat horen. Een stem die opstand tegen God bepleit!

Net als bij die eerdergenoemde beknopte zin, ga je het verhaal verder zelf invullen. Je concludeert: er moet een ander in het spel zijn.

Het moet zijn een vijand van God!

Wie dat is wordt vooral duidelijk als je de Brief van Judas leest. Het laatste Bijbelboek dat aan Openbaring vooraf gaat. Daar lees je in vers 6, het boek heeft maar één hoofdstuk, over engelen. Judas gebruikt die als voorbeeld voor de lezers van zijn brief. Het staat er zo: denk ook aan de engelen, die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten.

Het gaat hier over engelen, door God goed geschapen, en de hemel, bij God, als woonplek kregen, maar belust op meer, er vandoor gingen. Ze verlieten, zo staat er verder, de hun toegewezen plaats. Op hoop van hoger geluk, maar intussen werden ze in onverbreekbare boeien in de onderwereld gevangen gehouden als voorlopige straf. Bij de dag van het oordeel, als Christus terugkomt zullen ze de definitieve veroordeling aanhoren.

Van die ongehoorzame engelen moet Satan de aanvoerder zijn geweest. In die voorlopige onderwereld waren de hun eens gegeven gaven nog niet helemaal verdwenen. Die werden uit haat gebruikt om God, zo mogelijk, te tarten en zijn schepping te beschadigen.

Ga nu dat beknopte verhaal maar verder afmaken. Het kan niet een ander geweest zijn dan Satan, die zijn oog voor zijn luguber doel, op die sluwe slang had laten vallen. Hij rekwireerde, hij eiste dat onschuldige dier op. Dat dier dat voor Gods oog zeer goed was in zijn soort! De slang kon niets inbrengen tegen die overmacht van Satan.

Petrus had dat later wél gekund, omdat hij mens was en geen dier. Dat was, toen Petrus op een keer Christus van zijn verzoenende lijden wilde afhouden. Ook daar stond Satan achter. Toen klonk dat felle woord van de Heiland aan het adres van Petrus: ga terug, achter mij Satan, je zou me nog van de goede weg afbrengen. Petrus heeft berouw gekregen; het werd hem vergeven.

Judas bij wie iets dergelijks gebeurde liet Satan wel bezit van hem nemen, maar kreeg geen berouw. In Johannes 13 vers 27 staat het: op dat moment nam de duivel bezit van Judas.

Terug naar de slang. Door Satan voor zijn kwaadaardig werk opgeëist, omdat hij die slangenaanleg prima gebruiken kon!

Dan gaat het gebeuren. De slang gaat spreken. Als je er bij was geweest, had je het ook gehoord.

Is het waar, dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten? Twijfel zaaien leek Satan wel een handig middel. Maar… daar trapte Eva niet in! Met enige verbazing, waarschijnlijk, zei ze: het is juist andersom. Alleen van die ene, midden in de tuin niet. Anders zullen we sterven.

Nu gaat de slang het over een ander boeg gooien. Jullie zullen helemaal niet sterven. Als jullie er van eten, dan wordt het pas echt mooi, want dan zul je net als God worden. Op Hem gaan lijken en veel meer te weten komen. Net als Hij doorkrijgen wat goed en wat kwaad is. Dat sloeg bij Eva in! Ze keek ineens heel anders naar die boom. Die vruchten zagen er toch wel heel bijzonder uit. En dat ze door die boom wijzer zou worden sprak haar ook erg aan.

Satans opzet begon te werken. Zondige overwegingen kwamen bij Eva boven. Niet alleen God kwam op de achtergrond, ook al die heerlijke vruchten die ze toch al gewend was. Intussen moet Adam op dat gebeuren zijn afgekomen. In mooie harmonie heeft Adam aan Eva verteld alles wat ze weten moest over die boom, daar midden in de tuin. Ze moest immers nog gebouwd worden toen de HEER daar met Adam over gesproken had. En nu… Eva plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Daardoor werd alles anders!

Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Naaktheid gaf hun een unheimisch, een vervelend gevoel. Ze begonnen heel anders naar elkaar te kijken. Ze waren elkaar vreemd geworden. Wat vroeger aan hun lichaam natuurlijk was, werd met andere ogen bekeken.

Ze voelden zich nog het meest naakt voor God. Naakt in de zin van vervreemding. Ze regen grote vijgenbladeren aan elkaar om niet meer naakt te zijn. Toen hoorden ze, wat eerder ook wel gebeurde, de HEER in de koelte van de avondwind door de tuin wandelen. Vroeger werden ze daar blij van, nu maakte het hun bang! Ze verstopten zich tussen de bomen.

Maar dan hoorden ze God roepen: waar ben je? Adam antwoordde: ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik mij. Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik verboden had te eten?

Dan zie je dat zonde, zonde oproept. God krijgt de schuld. Het komt door de vrouw, die U gemaakt hebt en aan mij gegeven. Daarna krijgt Eva de beurt. Zij schuift haar schuld naar de slang. De zonde heeft gewonnen. Gods gerechtheid vraagt bestraffing. Maar, in zijn toorn, zijn woede, denkt Hij aan ontferming, heeft hij medelijden!

IV Antwoord op de zonde

A – Wat kreeg Satan te horen?

1

We beginnen met het noemen van het middengedeelte. Op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je leven lang. In deze goddelijke reactie zit spot verborgen. Satan is als het ware in een slang gekropen, om zijn kwade opzet te verdoezelen, om de mens beter te kunnen verleiden om zich van God af te keren.

Nu, als Satan een slang inpalmt, dan zal God hem voor altijd een slang laten zijn! Niet letterlijk, maar figuurlijk. De slang is met heel zijn wijze van leven door de Schepper gemaakt naar zijn bedoeling en Hij zag dat het goed was. De slang was deel van de schitterende variatie in de dierenwereld.

De slang, van nature kruipend op zijn buik, werd symbool voor de vloek die over de Satan geveld werd. De Bijbel zelf verklaart bij het lezen daarin wat dit vonnis inhield. Figuurlijk gezegd zal Satan voortaan op zijn buik gaan en stof eten. Omdat hij in opstand kwam tegen God, zal hij diep vernederd worden. Satan zal in het stof moeten bijten, met zijn hoofd in het zand. Kijk je nu verder in de Bijbel dan kom je er achter wat dat betekent. Neem nu Psalm 72. In vers 9 worden de vijanden van de komende Christus aangeduid met: laten zijn vijanden het stof van zijn voeten likken.

Een ander voorbeeld. In Jesaja 49 vers 13 troost de HEER zijn volk. De staf van vernedering zal voorbijgaan en plaatsmaken voor een gezegende toekomst. Dan lees je: koningen en vorstinnen zullen zich diep vooroverbuigen en het stof van zijn voeten likken.

Zo klaagt Jeremia in hoofdstuk 3 vers 16 over zijn vernedering: hij laat mijn tanden stukbijten op stenen, hij drukt mij neer in het stof. Voorbeelden te over! We willen afsluiten met een citaat uit Maleachi: dan vertrappen jullie de wettelozen; zij zullen niet méér zijn dan stof onder jullie voeten.

Terug naar Satan. Gods oordeel van het gaan op zijn buik en het eten van stof drukt de totale vernedering uit die deze duivel te wachten staat.

2

Nu nemen we het begin van het oordeel dat over Satan uitgesproken wordt. Daarbij volgen we voor de duidelijkheid eerdere vertalingen: daarop zei de HERE God tot de slang; Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte van het veld. Nu zitten we toch met een moeilijkheid. Want het werd ons toch duidelijk dat niet het slang als dier, maar Satan het oordeel over zich moest aanhoren.

Zou het nu niet kunnen zijn dat de HEER met dit deel van de zin, namelijk vervloekt onder de dieren, ook wat gaat zeggen over de slang. In dit verband wil ik de volgende gedachte meegeven, zonder kennis van de grondtalen, dat je ook kan zeggen dat de slang de vloek meedráágt. En dan ook nog zonder dat het dier het zelf beseft. Of zo gezegd: zonder dat er bij hem wat verandert. Het is toch overduidelijk dat de slang de eeuwen door een negatief beeld opwekt. Een paar voorbeelden. In Psalm 58 vers 5 gaat het over mensen die onrecht doen: giftig zijn ze als een bijtende adder; doof als een slang, die zijn oren sluit.

Als er in Spreuken 23 vers 31 en 32 gewaarschuwd wordt voor het drinken van teveel wijn, lees je: hij glijdt zo makkelijk over de tong, maar later bijt hij als een slang, spuit hij gif als een adder.

Tot slot nog één uit de vele voorbeelden die er te vinden zijn. Jesaja 59 vers 5 ageert tegen hen die het recht vertrappen: ze broeden slangeneieren uit. Druk je op één van deze, dan komt er een adder uit. Trouwens, wij weten er zelf toch ook van? Heb je ruzie en ben je goed kwaad dan ken je het scheldwoord “serpent”, een ander woord voor slang, misschien wel! En vind je de buurvrouw een echte “ka” dan gebruik je een andere keer slang als scheldwoord.

Allerlei dieren gebruiken we wel om ermee bepaalde eigenschappen mee aan te duiden bijvoorbeeld poeslief, zo glad als een aal, griezelig als een spin, zo vlug als een kikker. Maar de slang zal nooit het voorrecht hebben voor iets positiefs gebruikt te worden! De vloek over de slang bestaat dus hieruit, dat hij voortaan gebruikt wordt om ongunstige dingen aan te duiden. En daardoor de herinnering aan de val in de zonde levend houdt.

Het blijft dus: voor de slang mag je de Satan niet invullen! Dat komt ook wel uit in de geschiedenis van de koperen slang. Lees het maar na in Numeri 21. God strafte met slangenbeten. Maar in zijn genade schonk hij leven als ze in geloof keken naar de door Mozes op een staak bevestigde koperen slang. Zou de slang doorgaan voor Satan dan zou de Heiland zichzelf nooit met een slang vergeleken hebben. Lees het zelf maar. Johannes 3 vers 14 zegt: de Mensenzoon moet hoogverheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft. Zoals we weten wijst dit naar de kruisiging van Christus Jezus.

Nu lijkt het of Openbaring 20 vers 2 dat tégenspreekt. Daar gaat het over een engel die de draak, de slang van weleer 1000 jaar vastketende. Opvallend is dat daar bij staat: de slang die ook duivel en Satan genoemd wordt. Er staat dus niét dat die slang de Satan, de duivel is.

3

Tenslotte de rest van Satans vervloeking, Genesis 3 vers 15: vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel. Toen Satan Eva benaderde met zijn gemene plan, liep ze niet kwaad weg. Ze liet zich door hem imponeren. Het leek op een vriendelijk gesprek van beide kanten. Zij, de helpster van haar man ging er helemaal in op. Een gesprek dat uitliep op ongehoorzaamheid aan de HEER en Adam werd daarvan mee de dupe.

Die vriendschap met de Satan moest, zou Eva niet voor eeuwig verloren gaan, verbroken worden. Omdat God redder wilde zijn, kreeg Satan vers 15 te horen. De HEER trekt zo in zijn genade het nageslacht van Adam en Eva naar zich toe. Zij moeten zijn bondgenoten weer worden; de kerk, die er van het begin af aan zal zijn! Maar uit dat nageslacht zullen ook geboren worden, die van God niets willen weten. Die gaan heten nageslacht van Satan. Deze maakt strijdmakkers van ze, om samen met hen de oorlog alsnog te winnen. Zo blijkt, dat er tot de wederkomst een keuze gemaakt moet worden vóór of tégen de HEER.

Intussen is Golgota er geweest, waar de Nakomeling van Eva voor de zijnen in de bres is gesprongen. Dat tot grote ergernis van Satan. Wat heeft hij geprobeerd dát te voorkomen. Denk maar aan de drie verzoekingen door hem in de woestijn, Matteüs 4 vers 1 tot en met 11. Maar het is hem natuurlijk niet gelukt.

Wel is het toen al bégonnen de aangekondigde verbrijzeling van Satans kop, maar hij hield nog kracht genoeg over om zijn boosaardig werk voort te zetten. De hielenbijter, die er op uit is Gods volk te verleiden. Dus is Satans kop nog niet verbrijzeld na Christus komst in de wereld.

Zo blijft er de grote tegenstellingen tussen hen, die wél God de HEER dienen en die dat niet doen. Dat zal duren tot de jongste dag. In Openbaring wordt het zo onder woorden gebracht: de draak, een andere naam voor Satan, blijft vechten tegen de overigen van het zaad van de vrouw. Maar… eenmaal zal de totale verbrijzeling er zijn.

Paulus heeft dat in Romeinen 16 vers 20 ook aangekondigd. De God van de vrede zal Satan nu spoedig vertrappen.

Jullie kiezen toch wel de goede kant? Weet je wanneer het verkeerd gaat? Als je tegelijk van twee walletjes wilt eten. En aan grensvervaging gaat doen van die twee partijen. Of je kiest voor de hemelse Vader óf voor de moordenaar vanaf het begin. De verleiding die telkens op je afkomt is sterker dan je denkt. Satan is niet gek hoor! Hij is er nog steeds op uit ook jou in de hiel te bijten. Schud hem van je af! Gods Geest alleen kan helpen. Maar daar moet je wel om bidden.

Een woordje achteraf. Toen de HEER Adam voorhield dat hij niet van die bepaalde boom mocht eten was de straf daaraan verbonden dat hij onherroepelijk zou sterven! Dat zou inhouden een van God verlaten zijn; de eeuwige dood dus, met daaraan verbonden de lichamelijke dood.

B – De straf die de vrouw krijgt

Tegen de vrouw zei God de HEER: je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart.

Zij moet eerder de straf aanhoren dan Adam. Haar mooie taak die ze had gekregen naast Adam, had ze ingeruild voor het tegenovergestelde. zij was medeschuldig aan zijn val in zonde. Was de zonde niet gekomen dan zou het kinderen krijgen alleen feest geweest zijn. Nu hoort ze van de zware last die zwangerschap haar brengen zal. Met haar gaat die straf gelden voor alle aanstaande moeders als herinnering aan de val in de zonde. De straf zit natuurlijk niet in het kinderen krijgen maar in de pijn en de moeiten die dat met zich meegaat brengen.

De straf wordt óók dat ze haar man zal begeren. Nu denk je vast en zeker: het kan toch geen straf zijn om een man te begeren! Welk meisje wil niet graag een jongen hebben om van te houden?

Ieder mens gaat vanzelfsprekend, pijn en moeite uit de weg? Maar de vrouw, en met haar alle vrouwen, krijgt te horen, dat ze ondanks de te verwachten pijn en moeiten tóch met heel haar wezen naar een man verlangt. Zo wordt ze eigenlijk een beetje slaaf van haar eigen begeren. Als je nadenkt moet je toegeven dat er toch vernedering in is.

Nu komt ook dit: je man zal over je heersen. Lees goed. Er staat niet dat God dat wil. Nee, in de toekomst gaat er dat van komen. Dat is ook gebeurd! Er zijn nu nog genoeg plaatsen waar vrouwen worden achtergesteld en gebruikt naar believen van de man. Ook het hebben van meer vrouwen is een grote vernedering; toch komt dat nog voor. Dat het onder ons anders is geworden is gekomen omdat Christus ook dié vloek over de vrouw heeft weggenomen.

C – De straf die de mens krijgt

Tegen de mens, Adam, sprak God: je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zal je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.

Werd de vrouw gestraft juist in haar vrouw-zijn en haar moederschap, de man wordt getroffen in zijn man-zijn, eens aangesteld in de tuin van Eden waar het werken volop blijdschap en voldoening gaf. Ook mocht hij daar God telkens ontmoeten, wanneer Hij in de koelte van de avondwind in Eden rondwandelde. Hoe dat was, weten we niet, maar het duidt op een heerlijke gemeenschap van God met de mens.

Maar nu gaat het voor Adam anders worden. als tuinman, hovenier, was zijn werk een heerlijke levensvulling, nu gaat het hem inspanning kosten, de distels en dorens weg te krijgen. Die stekelplanten staan model voor alle tegenslagen die de arbeid, die verricht moet worden, moeilijk zal gaan maken. Tot op de dag van vandaan aan toe. Teveel om dit alles op te noemen. Zwoegen en zweten geeft aan de moeiten en tegenslagen over héél de linie.

Dat zal door blijven gaan. En tot besluit hoort Adam: stof ben je, tot stof keer je terug. Adam, eens uit stof gevormd, zal na zijn laatste adem tot stof verteren.

V Eva, moeder van alle levenden

Daar staan ze dan Adam en zijn vrouw, met hun lendenschorten van vijgenbladeren. Ze hebben aangehoord wat over hen gaat komen. Zijn ze bij de pakken neer gaan zitten? Nee, dat gebeurde niet!

Ze moeten elkaar aangekeken hebben. Wél heel erg verslagen, maar ook met vragende verwondering. Hun was toch aangezegd dat ze, bij ongehoorzaamheid, sterven zouden? Een sterven waarbij God voorgoed uit hun leven was verdwenen? Maar… bij de vloek voor hun beiden hadden ze daarover niets gehoord. Het leven ging voor beiden wel moeilijk worden. Dat was goed tot hen doorgedrongen. Maar God de HEER ging hen niet in de steek laten. De verbrijzeling van de kop van Satan zijn ze toen heel diep gaan peilen. Ze gingen begrijpen wat God even daarvoor tegen Satan had gezegd.

Bij het elkaar aanzien, wisten ze dat hun huwelijk, ondanks moeiten die zouden komen, in stand gebleven was. Ze mochten samen toch in liefde verder gaan en kinderen krijgen. Zelfs hebben ze begrepen, daar had de HEER voor gezorgd dat één van die kinderen zou zijn, Hij die het in hun plaats, wél van Satan zou winnen, Hij, die de eeuwige dood, die zíj verdiend hadden, in eeuwig léven zou veranderen.

Daarom gaat Adam nu ook anders naar zijn vrouw kijken. Wat zal hij blij zijn geweest dat te mogen horen: vrouw, ik noem je voortaan Eva! Waarom? Daarom: zij is de moeder geworden van alle levenden. Van allen, die door een waar geloof bij Christus, de eens beloofde Messias, zijn ingelijfd en al zijn weldaden aannemen!

Daarna werden de vijgenbladeren vervangen door dierenvellen. Ander kledingaanbod was er toen nog niet. Ze hadden ervaren dat het voelen van naaktheid met zonde te maken had. Dat zou dus blijven.

Nu ging de HEER zelf hen kleden als beginpunt voor alle kleren die gedragen zouden gaan worden. Met een gerust en veilig gevoel konden Adam en Eva, en wij met hen, aan de slag gaan. De kleren werden een genadecadeau.

Dat mooie is naar jou en mij toegekomen omdat de Heiland voor ons naakt aan het kruis heeft gehangen. Wat moet dat een zwaar deel van zijn lijden zijn geweest! Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn kleren onder elkaar!

VI Weggestuurd uit de tuin van Eden

Toen in Genesis 1 de schepping van de mens aan de beurt kwam, stond erbij laten wij mensen maken. De nadruk valt dan op God, de Drie-enige; Vader, Zoon en Heilige Geest. Het wordt een gemeenschappelijk overleg, omdat de mens deel gaat uitmaken van wat echt bij deze God mag gaan horen.

Door de zonde kwam de mens los van God. Maar… er kwam weer hoop! Opnieuw zal het over de mens gaan. Kijk, nu staat er wéér dat meervoud. Lees maar: toen dacht God de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden. De Drie-enige gaat de zorg voor de gevallen mens op zich nemen en uitwerken wat Hij aan de mens had toegezegd. Er volgt nu iets moeilijks, dat geleerden ook niet helemaal begrijpen! Er staat dat de mens na de zonde aan God gelijk werd omdat hij kennis van goed en kwaad had gekregen. Zou het toch zijn: weten wat het wél en niét zonde is. Of zou het kunnen zijn dat de mens in plaats van te luisteren naar wat Gods wet zegt, zélf gaat uitzoeken wat goed of kwaad voor hem is?

God wil dat voorkomen. Adam en Eva zouden het de beste oplossing vinden gewoon in de tuin van Eden verder te leven. Zij zouden dat goed gevonden hebben. Maar dat was nu juist niét goed!

God weet beter! In de tuin blijven, met middenin die levensboom zou levensgevaarlijk worden. Die boom, eens als een glans geplant voor gehoorzame kinderen, zou voor de mensen betekenen, en voor heel zijn nageslacht, dat er nooit meer een eind zou komen aan het door de zonde moeilijk geworden leven. Je leest dan ook in vers 22 verder de gedachte van God de HEER: nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.

Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zíj moesten de weg naar de levensboom bewaken. Dát klinkt streng! Toch spreekt er Gods liefde uit!

Die prachtige tuin van Eden, waar de mens aan zijn opdracht begon, zou bij het toenemen van het aantal mensen steeds verder uitgebreid worden. Op den duur zou Eden de hele aarde beslaan. De tuin die God had aangelegd voor Adam was een stukje hemel op aarde. Was de mens niet tot zonde gekomen dan zou heel de aarde hemel zijn geworden.

Nadat Adam en Eva verdreven waren werd dat beginstuk leeg. Een heilige grond zonder kerkvolk. De toegang moest zelfs bewaakt worden, geen onheilige werd toegelaten. Het was streng verboden toegang.

Maar waarom liet God die tuin dan niet verdwijnen als toch niemand naar binnen mocht? Daar moet God beslist een bedoeling mee hebben gehad.

Het paradijs met die dreigende cherubs verdween niet direct, zo kunnen we uit de Bijbel opmaken. Hoelang die er nog gebleven is weten we niet. Een jaar? Of misschien tot de zondvloed? Onbekend dus!

Maar, zolang die tuin er nog was kon een preek gehoord worden zonder woorden. Nu de mens dat paradijs op een afstand zag, herinnerde hij zich heel goed die blije belofte, dat eens de strijd met Satan gewonnen zou worden door de Messias, die uit hun eigen nageslacht geboren zou worden. Ook wist de mens dat de levensboom er gelukkig nog ónaangeroerd stond. Dat alles in zijn geheel, dat God nog een tijd zo gelaten had, mag je best een sacrament noemen uit het Oude Testament. Weet je waar het naar toe wees? Naar een nieuwe tuin van Eden; zonder het bord: verboden toegang.

Maar, voor het zover was moest er nog heel wat gebeuren. Dé oplossing kwam! Adam en Eva werden door eigen schuld uit het paradijs verdreven. Gods Zoon, de Messias liet zich helemaal vrijwíllig uit het hemels paradijs verdrijven om het op aarde weer goed te maken tussen de mens en zijn Schepper, om de deur naar het verloren paradijs weer open te krijgen. Voor ieder die gelooft is er weer een heerlijk uitzicht!

De eerste tuin van Eden komt in vernieuwde glorie weer terug. Voor ieder liggen de kleren klaar, maar wel andere, dan eerst. Bruiloftskleren van zuiver, stralend linnen; omdat ze in Christus’ bloed gewassen zijn. In Openbaring lees je verder ook: gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom (daar is die boom weer terug!) beschikken. In Openbaring 2 vers 7 staat dan ook: wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat. Een levensboom, zo staat in het 22ste hoofdstuk van Openbaring, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht.

Maar zij, die over de levensboom mogen gaan beschikken zullen de tuin, hier in hoofdstuk 22 vers 14 de stad genoemd, door de poorten binnengaan. Johannes zag vanaf Patmos, en wij mogen het zien door zijn ogen: een vernieuwde hemel en een vernieuwde aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is niet meer. Geen waterstroom dus die de gemeenschap en harmonie kan tegengaan.

De Bijbel eindigt met een ernstige waarschuwing, en die hebben we allemaal nodig: als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn.

Hij, Jezus Christus, die van deze dingen getuigt, zegt: ja, ik kom spoedig!

Door Gods Geest leren ouderen en jongeren zeggen: amen. Kom, Heer Jezus! De genade van onze Heer Jezus zij met u allen.

Het begin en het einde van de Bijbel horen bij elkaar. Het is een boek uit één stuk!

Tot slot Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden

I In zes dagen

Heel duidelijk zegt de Bijbel: God schiep hemel en aarde in zes dagen. Israël hoorde dat rechtstreeks uit Gods mond, kort nadat ze hun kamp bij de berg in de Sinaïwoestijn hadden opgeslagen.

’s Zondags horen we diezelfde wet in de kerk. In de kérk gaat je hoofd daarbij bijna als vanzelf op en neer. Maar… in contacten met hen, die daar anders over denken ga je dat onderwerp liever uit de weg!

Momenteel is in verband hiermee een opkomende stroming die plotseling veel aandacht trekt. Er worden vraagtekens gezet bij de evolutietheorie. Niet dat die leer aan de kant wordt geschoven! Maar wél krijgt die theorie geen gelijk als beweerd wordt dat alles bij toeval is ontstaan. Ze zeggen helaas niet: die evolutie weg en daarvoor Genesis 1 in de plaats.

Maar wél dat er bij het ontstaan van leven een ontwerp moet zijn geweest. Want er kan zo maar geen leven komen uit dood materiaal. Ook niet dat er ineens dieren en planten tot ontwikkeling zijn gekomen. Daar moet, zo wordt beweerd, een “ bewust ontwerp” of Intelligent Design (afgekort tot ID) achter hebben gezeten. Wie achter dit ontwerp zit wordt minder belangrijk gevonden. In deze visie wordt een oerknal of meteorietinslag niet uitgesloten als ontstaansreden van de aarde. Jammer dat deze nieuwe stroming God niet erkent. Ze komen dan ook niet tot het vaststellen dat Genesis 1 wel eens gelijk kon hebben en dat God de Schepper de ontwerper moet zijn geweest.

Zo zie je dat er in de wereld van de wetenschap heel wat gaande is.

Denk hierbij eens aan de jonge Daniël. Hij werd met zijn drie vrienden weggevoerd om dienst te doen aan het hof van de koning van Babel. Allerlei krachtvoedsel werd hun voorgezet. Ze moesten er zo mooi mogelijk uit gaan zien om inderdaad aan dat hof een plaats te krijgen. Maar er zat eten bij dat God de HEER verboden had.

Daniël zei: jongens, dat eet ik niet! We moeten de HEER meer gehoorzaam zijn dan die Nebukadnessar. De vrienden waren het met hem eens.

Denk niet te gemakkelijk over dat moedige verzet. God heeft het beloond. Lees die geschiedenis maar na in Daniël 1.

II De rustdag een zegen

Nu de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen zou dan eigenlijk het vierde gebod ook niet veranderd moeten worden? Daarin staat toch de zevende dag?

Kijk eens goed wat er staat! Er staat niet: zes dagen moet u werken, maar de laatste dag is een rustdag. Dat zou inderdaad voor ons de zaterdag zijn.

Er staat wat anders; er staat niet de laatste dag, maar de zevende dag. Ik hoor je al zeggen, wat maakt dat nou uit. Met een voorbeeld wordt dat duidelijk.

Een verpleegster kan zeggen: om de zes dagen heb ik een vrije dag. Dat betekent dat ze elke zevende dag vrij heeft. Zeg nu zelf, dat hoeft toch niet te betekenen dat die vrije dag per se op zaterdag valt? Dat kan evengoed de donderdag zijn. Zo moeten wij ook naar het vierde gebod luisteren. Elke keer geeft God om de zes dagen een sabbat, een rustdag. Dat is precies hetzelfde als: op elke zevende dag geeft Hij die. Dat zou de woensdag of de donderdag kunnen zijn. Nee, het is de zondag. We weten wel waarom. Daar hebben we het eerder al over gehad: de dag van Christus’ opstanding.

God heeft dus op de Sinaï het vierde gebod zó geformuleerd, dat het, zonder veranderd te moeten worden, vroeger dienst kon doen en ook vandaag nog.

Nu het ging over het wel of niet veranderen van het vierde gebod, zitten we misschien ook met die slaven en slavinnen in de maag. Toch moeten we er ook niet moeilijk over doen. Met zulke termen voelen we ons nog verbonden aan vroeger.

Maar, dat je slaven en slavinnen op zondag niet voor je moet laten werken blijft gelden. Jij werkt ’s zondags niet, maar dat laat je een ander ook niet voor je doen. Nou, zeg … natuurlijk niet!!

O, nee? Denk eens goed na. Als jij de radio of de TV op zondag aanzet, zijn daarbij heel wat van je slaven betrokken. Programmamakers, technici, en vul zelf de rij maar aan om luisteraars en kijkers van dienst te zijn.

Laat ik mijn oog nu juist vallen op het woord huisregels. Nee, ik lees dat niet in een gemoderniseerde uitgave van het boek Leviticus. Het is ook niet afkomstig van joodse rabbi’s. Daarover ging het in een synoderapport waarin de rust van de zondag aan de orde kwam. Onder die huisregels viel ook de rustverstoring bij het gebruik van media en werden genoemd: computer, internet, TV en muziek.

Dat kwam mij eventjes goed van pas met mijn geschrijf over slaven en slavinnen! Van mij had er ook wel bij mogen staan: het huiswerk voor school komt op zaterdag af! Maar ja, ik ben geen synodelid!

Nu iets anders.

Dat volk Israël moet het niet gemakkelijk hebben gehad met al die wetten en voorschriften. Wat moesten ze op de sabbat goed uitkijken of er misschien iets mis zou gaan. Is dat wel zo? Of hebben de Farizeeën en de schriftgeleerden, die we kennen uit het Nieuwe Testament, schuld aan die verkeerde gedachte?

Tegen de tijd dat Mozes zal sterven houdt hij nog een lange, indrukwekkende toespraak. Daarin kreeg Gods volk ook te horen: de geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen.

Zo gaat dat nog even door, met als besluit: Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.

Dus niets hoeft de vreugde van de sabbat in de weg te staan. De dagelijkse arbeid op de akker komt stil te liggen; de kinderen hebben vrij. Ook het personeel. Voor de ploegschaar en ander materieel zijn op de sabbat geen trekdieren nodig. Verder moest op de dag vóór de sabbat alles klaar zijn wat op de sabbat nodig was aan eten en drinken. Brandhout verzamelen om het eten te bereiden hoorde daar natuurlijk bij!

Maar nu dat verhaal uit Numeri 15, dat met vers 32 begint. Daar treffen Israëlieten een man aan die op de sabbat hout aan het sprokkelen is. Natuurlijk was dat hout niet bestemd om met zijn kinderen een spelletje te doen. Nee, die man stelde Gods sabbat niet op prijs. Aan vreugde om bevrijding had hij geen behoefte. Maar… daarvoor gedood te worden is toch niet niks!

Deze man zondigde opzettelijk. Iets eerder in Numeri gaat het over onopzettelijk en opzettelijk zondigen. Is er sprake van ongeluk of iets dat daarop lijkt dan oordeelt de HEER heel mild.

Maar… als iemand willens en wetens Gods bevel negeert en dus niet met hart en ziel de HEER wil dienen, dan wordt die persoon gedood.

De doodstraf in het Oude Testament beeldt de eeuwige dood uit als een soort leermiddel. Want… al zou deze sprokkelaar zijn zonde erkend hebben, dan had hij toch moeten sterven.

Achan, die stiekem wat meenam uit de buit van Jericho en oorzaak werd dat de verovering van Ai spaak liep, moest ook gestenigd worden. Jozua kwam voor die terechtstelling met Achan in gesprek, met als slot: Achan belijd je zonde. Deze antwoordt: ik beken dat ik gezondigd heb tegen de HEER, de God van Israël.

De steniging ging door, al zal de eeuwige straf hem niet getroffen hebben. De HEER vergeeft graag. Maar de dood bleef teken!

Achans’ geschiedenis zal in ons geheugen moeten blijven, evenals de dood van die sprokkelaar: de eeuwige dood blijft een dreiging voor hen die het steeds minder nauw nemen met de dienst van de HEER. Dat kan als begin hebben: ’s zondags ongeïnteresseerd naar de kerk gaan.

We vroegen hiervoor wie er schuld hebben gehad dat de sabbat in latere tijd van topdag tobdag werd. Het gaat nu om de tijd van het Nieuwe Testament.

Daarvoor gaan we terug naar de tijd dat Gods volk uit de ballingschap naar Babel op eigen grond was teruggekeerd. De straf van de ballingschap was gekomen omdat ze God de rug hadden toegekeerd en zondige wegen waren gegaan. De verachting van de sabbat had daarvan het grootste deel uitgemaakt. Zo’n ballingschap zou nooit meer mogen gebeuren. Daarom hamerden de rabbi’s en de Farizeeën, de voorgangers in die tijd, erop de wetten opnieuw stipt na te komen. Om niet te gemakkelijk tot overtreding te geraken maakten ze er honderden bepalingen bij, vooral ten aanzien van de sabbat. Op die dag mocht beslist niets misgaan.

Een paar ervan schrijven we neer: bloemenplukken mag niet, dat is maaien. Die bloem in een vaas zetten, ook niet, dat is een soort zaaien. Een haar uit je hoofd trekken is even zondig als het scheren van een schaap op sabbat. Een wetsgetrouwe jood gebruikte daarom op de sabbat geen kam! Stel je voor! Dan maar gladstrijken met je hand!

Moest je met een houten been door het leven, dan zat dat wel goed. O wee, als er iets mee was, en je droeg dat houten geval al hinkend op je schouder naar huis! Dat was sabbatschennis!

Ver lopen als het sabbat was mocht ook al niet. Nee, de rabbi’s gaven de lengte aan voor een sabbatsreis. In het Oude Testament vind je daarover niets. Maar het is zo ingeburgerd dat je in Handelingen 1 leest over de Olijfberg die op een sabbatsreis afstand van Jeruzalem ligt.

Zo werd de sabbat voor Israël een zware last, vol angst en tobberij. Je begrijpt nu des te meer Christus’ liefde als Hij zegt: Kom naar Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik jullie rust geven.

Daarom heeft de Heiland juist op de sabbat mensen genezen en zo laten zien dat de sabbat een feest is; een feest van bevrijding!

Niet één bepaling van de wet van Mozes zou in strijd zijn met wat de Heiland deed, ook op de sabbat. Maar de joodse voorgangers hadden hun oordeel meteen klaar: deze is een sabbatschender! Wat heeft onze Heiland veel te verduren gehad! Toch ging Hij met Zijn reddingswerk door tot het bittere einde!

Wat een rijkdom dat wij mogen weten wat ons die zondag waard is! Los van onze dagelijkse besognes blij zijn in de HEER en voedsel te krijgen in de kerkdiensten om de werkweek verfrist weer aan te kunnen!

Zelfs mogen we door de kracht van de Geest in ons leven nu, de eeuwige sabbat al beginnen! Je weet toch wat dat inhoudt? Vechten tegen lelijke dingen die telkens weer bij je opkomen! Satan kan er wat van! En zelf koester je ze ook nog! Vechten dus. Verder je hart wijd openzetten voor je hemelse Vader, die door zijn Geest je steeds wil helpen echt kind van Hem te zijn.

III In relaties Hem dienen

Nog wat dat op je af gaat komen. Er is vastgesteld dat jongelui, vooral in de omgang met leeftijdsgenoten, het heel moeilijk zullen krijgen als het gaat over het ontstaan van alle dingen, de schepping. Wat zal er meewarig op jullie neergekeken worden als je zegt dat je gelooft wat daarover in de Bijbel staat.

Maar… misschien ga je het nog moeilijker krijgen als het gesprek over seks gaat. Ze kunnen zo maar de vraag op je afvuren, ook al ben je net vijftien, of je al met een vriendje naar bed bent geweest. Zeg je nee, dan is er grote kans dat je uitgelachen wordt. De jongen kan het net zo vergaan. Je moet toch mee kunnen praten!

Je telt pas echt mee in de wereld van nu, als je durft te leven, en van alle markten thuis bent.

Je kunt op straat gratis advies krijgen: joh, je moet in de late uurtjes de TV aanzetten. Je weet niet wat je ziet! Voor internet heb je zelfs geen advies meer nodig.

Als wij als ouderen alles te horen krijgen wat er al zo speelt in de wereld van vandaag, dan zeggen we: de verleidingen die nu op de kerkjeugd afkomen hebben wij niet gekend! Daar kunnen we wakker van liggen!

Pas nog was er een praatprogramma mee te maken van ouders, van wie hun kinderen nog niet lang geleden de lagere school hadden verlaten.

Het onderwerp: seksuele voorlichting met als uitgangspunt, zonder dat het hardop gezegd werd: samen naar bed gaan staat los van het huwelijk. Allerlei vragen schoten de zaal door.

Heb jij je dochter nog niet eens op het bestaan van de pil gewezen? Straks zit je met de gebakken peren! O, zegt een vader, ik zocht pas in de kast van mijn zoon naar iets dat ik kwijt was. Ik zag iets wat ik niet thuis kon brengen, al kreeg ik wel een vermoeden. Ik heb het maar gauw weer tussen z’n blouses gestopt.

Er waren vast ook ouders bij die eens hun kinderen ten doop hebben gehouden. Ook zijn ze hun geloof niet kwijt. Maar als je preken hoort die de kern van de Bijbel niet meer raken en bevrijding in plaats van verzoening doorgeven, dan zoekt men naar eigen dwaze wegen.

Die ouders kwamen met hun adviezen aan de jeugd niet verder dan dat ze er niet té vroeg mee moeten beginnen. Ook niet dat ze al direct met seks moeten beginnen. Een beetje vastigheid moet er wel zijn. Anders gaan ze straks weer met een ander op vakantie.

Toen de jonge Samuël door God geroepen werd diende hij de HEER onder de hoede van Eli. Die zonen van hem konden er wat van; ze eigenden zich van alles toe. Maar verboden seks was hun ook niet vreemd. Ze sliepen met de vrouwen die dienst deden bij de ontmoetingstent. Vader Eli zei er wel eens wat van, maar verbieden deed hij het niet.

Dan krijgt Eli te horen: jij wist dat zij God minachtten, maar je hebt ze niet terechtgewezen. Straf bleef niet uit. Ik denk dat tegenwoordig veel ouders op Eli gaan lijken en dat zelfs normaal gaan vinden. Fijn, als jullie van die ouders zijn!

Paulus moest destijds ook vechten tegen deze dingen. In de brief aan de Korintiërs wordt duidelijk dat vooral op seksgebied veel zonden heel gewoon waren. Men had gehoord dat van Christus alles mocht als je het maar in Hem doet. Nee, de zonde mocht niet de baas zijn in je leven, dat natuurlijk niet!

Ze redeneerden zo: waarom mag je wel genieten van eten, dat lekker is voor je maag, maar niet van seks die een lager deel van je lichaam bevrediging geeft. Het lichaam is toch maar lichaam! Je geest, je ziel is toch voor de HEER; dáármee dien je Hem toch!

Daarop heeft Paulus zijn antwoord klaar, al is het wel wat ingewikkeld. Hij zegt: Het voedsel is voor de buik en de buik is er voor het voedsel. God zal aan beide een eind maken. Nu heeft men wel gedacht dat Paulus hiermee bedoelt dat er op de nieuwe aarde niet meer gegeten zal worden. Maar dát is hier niet aan de orde. Korintiërs, luister, eten is een dagelijkse bezigheid. Als je sterft en je wordt begraven, is eten niet meer nodig. Je lichaam, ook je maag verteert.

Maar dan gaat hij verder: het lichaam is niet om er ontucht mee te doen. Het is voor de HEER en Hij is er voor het lichaam.

Mensen, denk nu maar niet dat die sekszonden, als je eens sterft tegelijk met je lichaam ook gaan verteren. Die gedane zonden gaan verder dan het graf. Ze blijven in Gods gedachten en zullen op de oordeelsdag meetellen. Doe ze weg uit je leven! Zie 1 Korintiërs 6: 12-20.

We halen hier gauw Johannes bij! Deze schrijft in zijn eerste brief: Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf. Dat geldt ons allemaal, de jongeren maar ook de ouderen. Gelukkig zegt hij er direct achter: Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.

Maar, wat gaat Johannes nú zeggen? In hoofdstuk 3 vers 9 lijkt hij zichzelf finaal tegen te spreken. Hij schrijft dit: Wie uit God geboren is zondigt niet. En even verder: Hij kán zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren. Wat moet je daar nu mee?

Kort gezegd betekent het dit: je maakt van je zondigen geen bedrijf. Nooit zal een kind van God zondigen vanzelfsprekend vinden. Elke keer zeg je: weg er mee; ik wíl niet dat zondigen bij mij hoort. Met Gods hulp blijf ik er tegen vechten!

Nog niet lang geleden werden een paar vriendinnen op straat aangesproken. Het ging om een interview. Ze hadden juist ’s zondags nog een preek gehoord over het zevende gebod.

“Mag ik jullie een vraag stellen?” ”Jawel hoor!” “Zijn jullie al eens met een jongen naar bed geweest?” Net of dat de gewoonste zaak van de wereld is!! “Nee hoor, daar wachten we mee tot we getrouwd zijn.”

Wat een voorrecht om lid te zijn van een kerk die de rechte weg wijst. Dat brengt vrede en echt geluk!

Niet samen naar bed, voor je getrouwd bent. Dat is de weg die de Bijbel wijst. Lichamelijke vreugde pas als je weet van echte liefde voor elkaar en samen liefde voor de Here. Daarom is het broodnodig elkaar door en door te leren kennen. Liefde moet groeien.

Heb je het voor elkaar over, om Gods wil, bij de steeds inniger wordende liefkozingen, niet over de grens te gaan?

Bij zo’n voorbereiding gaat de huwelijksdag pas echt een feest worden.

Maria, de verloofde van Jozef, ze waren al in ondertrouw, laat ons een duidelijke les na. Toen Gabriël haar in Nazaret bezocht en haar vertelde dat ze zwanger zou worden en een zoon zou krijgen, de beloofde Heiland, vroeg ze aan de engel: hoe zal dat ooit gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad! Een spiegel voor jongelui!

Niet alle meisjes en jongens trouwen! Verlangens blijven onvervuld: HEER, waarom? Toch heeft God daarmee een bedoeling. Welke? Kom er maar eens achter! Op aarde waarschijnlijk nooit! Veel stil verdriet. Jongens lopen joú voorbij. Ook zijn er die een zware beproeving mét zich dragen. Hún verlangens moeten aan de kant! Wat een strijd kost dat!

Maar zij zijn niet minder dan anderen; al gaan ze bij velen voor minder vol door. Maar dat moeten ze zelf ook niet gaan denken. Dat mag niet!

In het leven bij de opstanding, zegt de Bijbel, trouwt men niet. Toch zullen mannen en vrouwen in heerlijkheid zijn. Christus was geen “mengsel”. Nee, Hij was als een mannelijke zoon van Maria geboren en zo ook besneden. Christus is zo ook naar de hemel gegaan. Zo zullen ook wij ons man of vrouw zijn niet verliezen.

Wanneer er in de hemel grote vreugde en heerlijkheid genoten wordt zonder huwelijk, dan moet op aarde door Gods Geest genoeg kracht te krijgen zijn om het leven zonder huwelijk vruchten te laten dragen. Vruchten voor Gods grote toekomst, die Hij zijn kinderen belooft. Een extra.

Het huwelijk is de hemel op aarde niet, want de hemel op aarde gaat nog komen!

De eerste drie hoofdstukken van Genesis leren ons veel. De wereld om ons heen kijkt vaak meewarig op ons neer. Psalm 119: 38 laat ze stil doorgaan met hun gepraat! Daarin staat: Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, ik ben er eeuwig mee verbonden!

Er staat niet dat ik knapper of intelligenter word dan mijn leraar of docent. Het heeft eigenlijke niets te maken met of ik wel of niet goed kan leren.

Maar de wijsheid die de Heilige Geest mij geeft, zal van mij een verstandige meid; een verstandige jongen maken.