Nog eens Jozua 10:12-14
Nog eens Jozua 10:12-14
Bij stichting Woord en Wereld verscheen cahier 96 Verhaal en feit in bijbelse tijd.
Het boekje gaat over de manier waarop de Bijbel geschiedenis schrijft. Ik ben er blij mee. Het leest vlot, en is verrassend door onverwachte conclusies die aangereikt worden. Wie het aanschaft zal er blij mee zijn.
Op mijn site kunt u kennis nemen van gedachten die ik ontwikkelde over Jozua 10:12-14. Wie niet gelooft dat op Jozua’s gebed letterlijk verhoord is geeft zich, zo wordt gesteld, over aan Schriftkritiek. Is dat werkelijk waar? Heel bescheiden heb ik die gedachte aan een zes-tal theologen voorgelegd, in de hoop een reactie te ontvangen. Maar mijn brievenbus bleef van die kant leeg.
Toen bovenstaand cahier mijn adres aandeed zou hierin een reactie kunnen staan. Hoewel geen reactie op mijn artikel, kwam op meer dan één plaats dat Schriftdeel aan de orde. Zo werd ook niet ingegaan op mijn aangereikte Bijbelteksten, die een andere visie voorstelden.
Ik ga hier nu kort naar voren halen wat ds. de Wolf in dit cahier aandraagt.
Op pagina 34 horen we dat poëtische uitingen, zoals liederen en gedichten, bronnen zijn waaruit geput is. Daarbij wordt genoemd als voorbeeld het Boek van de Oprechte wat deel uitmaakt van de gebeurtenis in Joz. 10:12-14.
Verder is op pagina 43 te lezen, het volgende: Liefde tot het concrete is b.v. te vinden in poëzie en proza. Zo heeft de strijd van Debora met Barak tegen Sisera (Rechters 4) een prozaverslag. Maar in Rechters 5 lezen we de poëtische impressie, n.l. in het lied van Debora. Hier wordt aangenomen dat dit lied geen weergave hoeft te zijn van wat daar werkelijk is gebeurd, omdat hier sprake is van een dichterlijke vrijheid.
Ik wreef mijn ogen uit. U kunt mijn bovengeplaatste studie er op nazien. Daarin beweer ik hetzelfde ten aanzien van het Boek van de Oprechte! Dé reden van mijn gedurfde stelling dat de zon en de maan níet hebben stilgestaan, maar dichterlijk werd weergegeven.
Dit bovendien bevestigd gezien door het noemen van de teksten Jer. 31:36 en Jer. 33:20,21, Psalm 89:37,38. Nog aangevuld met een opdracht aan Cyrus Jes. 45:1-7.
Dus meende ik een stellig medestander gevonden te hebben t.a.v. die z.g.n. stilstand van zon en maan.
Maar, gekomen op blz. 89 staat dat het kennen van God gepaard gaat met wonder. Beter zo gezegd: je gelooft in de God van wonderen met als voorbeeld Joz. 10:12-14 dat telkens, zo wordt er bijgevoegd, maar weer discussie oproept tot in Bijbelgetrouwe kringen toe. Immers toen bad Jozua of de zon en de maan stil mochten blijven staan om gelegenheid te hebben de vijand volledig te kunnen verslaan. En … de Heer luisterde naar dat gebed.
Er volgt dan nog dat het wel eens met symbolisering in verband werd gebracht. Maar nee zegt het vervolg: díe oplossing niet. Omdat dan het wonderlijke van Gods gebedsverhoring wegverklaard wordt.
Verder nog. Voor ons mensen is dat stilstaan van zon en maan niet zo makkelijk waar te nemen. Dan moet immers het raderwerk van de kosmos in elkaar klappen. Maar de Schepper van zon en maan staat daarboven. Hij kan de wetten buiten werking stellen of ermee ‘spelen’.
(deze ontboezeming lijkt ook wel uit een of ander poëzie album te komen)
Hoe ook, de eerste lezers moeten gedacht hebben aan een wonder!
Flavius Josephus gaat daar helemaal van uit.
Tot slot volgt nog een soort van bewijs. Prof. Van Bruggen suggereert in zijn commentaar op Marc. 13:20 zo: En als de Heer die tijd niet had verkort zou geen enkel mens worden gered.
Hiermee zou het tegenovergestelde van Joz. 10 bedoeld kunnen zijn. Daar werd de dag verlengd.
Als ik de uitdrukking ‘die dagen’ lees en velen met mij, dan gaat het over ’toen in die tijd’. Maar juist daartegen neemt hij stelling. Ik schrijf uit zijn betoog dit over: De periode (v.d. verdrukking) blijft wel even lang, maar de dagen duren korter. Hier is te denken aan Jozua 10:12-15. Toen verlengde God op Jozua’s bede een dag, met als gevolg dat de vijf verenigde koningen totaal werden verslagen. Het omgekeerde – verkorting van de dagen – heeft tot gevolg dat de onderdrukking beperkt wordt.
Hierbij wil ik wat opmerken. Niet als deskundige maar als Bijbellezer.
a. In Marcus 13 spreekt de Here Jezus over de laatste dingen a.h.w. aanhakend op wat Joël geprofeteerd had. Als je dat opslaat is er geen sprake van dagen. 2:15 Wee die dag, want nabij is de dag van de Here …
Hier wordt met dag (enkelvoud) duidelijk een tijdperk bedoeld.
b. De Heiland spreekt over inkorting van dagen (vs 20). De St. Vertaling gebruikt ook inkorting.
Het woordenboek zegt: inkorten kan voorkomen b.v. met reisdagen. De vakantie wordt dan korter.
Zo ook met Ps. 102:4. Ik zeg: mijn God neem mij niet weg op de helft van mijn dagen.
Verkorten kan eenzelfde betekenis hebben.
Alleen als verkorten onoverdrachtelijk gebruikt wordt kan er pas sprake zijn van een dag die korter duurt!
Nog eens Jozua 10:12-14
Bij stichting Woord en Wereld verscheen cahier 96 Verhaal en feit in bijbelse tijd.
Het boekje gaat over de manier waarop de Bijbel geschiedenis schrijft. Ik ben er blij mee. Het leest vlot, en is verrassend door onverwachte conclusies die aangereikt worden. Wie het aanschaft zal er blij mee zijn.
Op mijn site kunt u kennis nemen van gedachten die ik ontwikkelde over Jozua 10:12-14. Wie niet gelooft dat op Jozua’s gebed letterlijk verhoord is geeft zich, zo wordt gesteld, over aan Schriftkritiek. Is dat werkelijk waar? Heel bescheiden heb ik die gedachte aan een zes-tal theologen voorgelegd, in de hoop een reactie te ontvangen. Maar mijn brievenbus bleef van die kant leeg.
Toen bovenstaand cahier mijn adres aandeed zou hierin een reactie kunnen staan. Hoewel geen reactie op mijn artikel, kwam op meer dan één plaats dat Schriftdeel aan de orde. Zo werd ook niet ingegaan op mijn aangereikte Bijbelteksten, die een andere visie voorstelden.
Ik ga hier nu kort naar voren halen wat ds. de Wolf in dit cahier aandraagt.
Op pagina 34 horen we dat poëtische uitingen, zoals liederen en gedichten, bronnen zijn waaruit geput is. Daarbij wordt genoemd als voorbeeld het Boek van de Oprechte wat deel uitmaakt van de gebeurtenis in Joz. 10:12-14.
Verder is op pagina 43 te lezen, het volgende: Liefde tot het concrete is b.v. te vinden in poëzie en proza. Zo heeft de strijd van Debora met Barak tegen Sisera (Rechters 4) een prozaverslag. Maar in Rechters 5 lezen we de poëtische impressie, n.l. in het lied van Debora. Hier wordt aangenomen dat dit lied geen weergave hoeft te zijn van wat daar werkelijk is gebeurd, omdat hier sprake is van een dichterlijke vrijheid.
Ik wreef mijn ogen uit. U kunt mijn bovengeplaatste studie er op nazien. Daarin beweer ik hetzelfde ten aanzien van het Boek van de Oprechte! Dé reden van mijn gedurfde stelling dat de zon en de maan níet hebben stilgestaan, maar dichterlijk werd weergegeven.
Dit bovendien bevestigd gezien door het noemen van de teksten Jer. 31:36 en Jer. 33:20,21, Psalm 89:37,38. Nog aangevuld met een opdracht aan Cyrus Jes. 45:1-7.
Dus meende ik een stellig medestander gevonden te hebben t.a.v. die z.g.n. stilstand van zon en maan.
Maar, gekomen op blz. 89 staat dat het kennen van God gepaard gaat met wonder. Beter zo gezegd: je gelooft in de God van wonderen met als voorbeeld Joz. 10:12-14 dat telkens, zo wordt er bijgevoegd, maar weer discussie oproept tot in Bijbelgetrouwe kringen toe. Immers toen bad Jozua of de zon en de maan stil mochten blijven staan om gelegenheid te hebben de vijand volledig te kunnen verslaan. En … de Heer luisterde naar dat gebed.
Er volgt dan nog dat het wel eens met symbolisering in verband werd gebracht. Maar nee zegt het vervolg: díe oplossing niet. Omdat dan het wonderlijke van Gods gebedsverhoring wegverklaard wordt.
Verder nog. Voor ons mensen is dat stilstaan van zon en maan niet zo makkelijk waar te nemen. Dan moet immers het raderwerk van de kosmos in elkaar klappen. Maar de Schepper van zon en maan staat daarboven. Hij kan de wetten buiten werking stellen of ermee ‘spelen’.
(deze ontboezeming lijkt ook wel uit een of ander poëzie album te komen)
Hoe ook, de eerste lezers moeten gedacht hebben aan een wonder!
Flavius Josephus gaat daar helemaal van uit.
Tot slot volgt nog een soort van bewijs. Prof. Van Bruggen suggereert in zijn commentaar op Marc. 13:20 zo: En als de Heer die tijd niet had verkort zou geen enkel mens worden gered.
Hiermee zou het tegenovergestelde van Joz. 10 bedoeld kunnen zijn. Daar werd de dag verlengd.
Als ik de uitdrukking ‘die dagen’ lees en velen met mij, dan gaat het over ’toen in die tijd’. Maar juist daartegen neemt hij stelling. Ik schrijf uit zijn betoog dit over: De periode (v.d. verdrukking) blijft wel even lang, maar de dagen duren korter. Hier is te denken aan Jozua 10:12-15. Toen verlengde God op Jozua’s bede een dag, met als gevolg dat de vijf verenigde koningen totaal werden verslagen. Het omgekeerde – verkorting van de dagen – heeft tot gevolg dat de onderdrukking beperkt wordt.
Hierbij wil ik wat opmerken. Niet als deskundige maar als Bijbellezer.
a. In Marcus 13 spreekt de Here Jezus over de laatste dingen a.h.w. aanhakend op wat Joël geprofeteerd had. Als je dat opslaat is er geen sprake van dagen. 2:15 Wee die dag, want nabij is de dag van de Here …
Hier wordt met dag (enkelvoud) duidelijk een tijdperk bedoeld.
b. De Heiland spreekt over inkorting van dagen (vs 20). De St. Vertaling gebruikt ook inkorting.
Het woordenboek zegt: inkorten kan voorkomen b.v. met reisdagen. De vakantie wordt dan korter.
Zo ook met Ps. 102:4. Ik zeg: mijn God neem mij niet weg op de helft van mijn dagen.
Verkorten kan eenzelfde betekenis hebben.
Alleen als verkorten onovergangkelijk gebruikt wordt kan er pas sprake zijn van een dag die korter duurt!